Het eerste stereofonische hoorspel

In de tijd dat de meerderheid van de Nederlandse bevolking nog niet in het bezit was van een televisietoestel was de radio zondermeer het middelpunt in elk huisgezin. Gezeten rond de tafel werden tal van hoorspelen beluisterd en werd er de volgende dag op het werk of op school over nagepraat. En diegenen die niet geluisterd hadden werden bijgepraat over de voortgang van het verhaal.

Op dinsdag 26 januari 1960 was er in de kranten het opzienbarende nieuws te lezen dat in de avond de eerste stereofonische uitzendingen van een toneelstuk zou gaan plaatsvinden. ‘Vanavond om tien minuten over half elf zal het eerste radiofonische hoorspel worden uitgezonden over Hilversum 1 en II.’ De uitzending en productie waren gezamenlijk in handen van de KRO en de AVRO en het hoorspel zou tot half 12 gaan duren. Wel had men, om het stereofonische effect te verkrijgen, twee radiotoestellen nodig, waarbij in de kranten geadviseerd werd ook de geluidsbox van de eventueel aanwezige draadomroep te gebruiken.

Het hoorspel heette trouwens ‘Even schuilen’, geschreven door Allen Burke en Leone Stewart. Het werd geregisseerd door Leon Povel. In de kranten werden de potentiële luisteraars niet alleen uitgelegd hoe er geluisterd diende te worden maar ook geadviseerd de verlichting uit te gaan doen, tussen de beide ontvangers in het donker te gaan zitten en te gaan doen alsof men midden in het hoorspel alles optimaal beleefde: ‘de voetstappen gaan dan van links naar rechts, de stemmen hoort men nu hier, dan weer daar. Kortom, het is alsof men erbij is.’

Zo werd de lezer van de krant geluiden beloofd die zeer natuurgetrouw zouden gaan overkomen. Onder meer werd er een vechtpartij beloofd, waarbij één van de personen met een plof op de grond terecht zou komen, waarbij het aan de luisteraar was om te bepalen in welke hoek dit gebeurde. Als lezer begrijpt U het al, destijds diende de ene radio-ontvanger op Hilversum 1 en de andere op Hilversum II te worden afgesteld. Het was nog in de prille transistorradio periode en de vraag is hoeveel inwoners van Nederland destijds de beschikking hadden over twee ontvangers zodat ze het experiment konden volgen. Ook voor de ‘spelers’ in het hoorspel was het moeilijker acteren daar ze niet voor de microfoon konden blijven staan maar heen en weer dienden te lopen in de studio, zodat de illusie bij de luisteraars kon worden opgewekt dat er in de huiskamer daadwerkelijk gelopen werd.

Op de vloer in de studio waren, op de centimeter nauwkeurig, plaatsen afgetekend waar men diende te staan, uiteraard telkens afwisselend. De berichtgeving in de kranten eindigde met: ‘Wie er werkelijk ontvankelijk is kan rillen van spanning bij het misdaadavontuur, dat vanavond thuis in de huiskamer wordt ontrafeld.’ Aan het hoorspel werkten Jan Borkus, Evan Janssen, Louis de Bree, Frans Somers en Dries Krijn mee.

De draad van het verhaal werd in de omroepbladen, zover het was opgenomen, als volgt omschreven: ‘Martin Croner heeft zojuist afscheid genomen als inspecteur bij Scotland Yard. Op weg naar huis wordt hij overvallen door een regenbui. Hij besluit te gaan schuilen bij Willard en Jane. Hij begint de rechercheur uit te hangen en fantaseert als grap een verhaal bij enkele dingen in het huis van zijn vriend, die verdacht zouden kunnen zijn. Twee jaar later heeft hij daar nog steeds spijt van.’

En zo begon die avond de aankondiging, gedaan door een dragende mannelijke stem van een omroeper: “Hier zijn de zenders Hilversum I en II met een gezamenlijke stereofonische uitzending van de AVRO en de KRO. Vanavond zal voor de eerste maal in ons land een stereofonisch hoorspel worden uitgezonden. Om de uitzending zo goed mogelijk te kunnen ontvangen dient U twee luidsprekers, op een afstand van ongeveer drie meter van elkaar, te plaatsen. De linker stemt U af op Hilversum 1, 402 meter. De rechter op Hilversum II, 298 meter. U kunt het ook doen op de corresponderende FM-zenders en/of Draadomroep.” Vervolgens werd de luisteraar geadviseerd de beide ontvangers op gelijke geluidssterkte in te stellen om op die manier een zo goed mogelijke stereofonische ontvangst te verkrijgen. Ook werd men geadviseerd op enkele meters afstand van beide ontvangers te gaan zitten. Vervolgens werd de luisteraar de kans gegeven alles goed in te stellen, waarbij de omroeper van dienst eerst zijn stem liet horen in de linker luidspreker en daarna in de rechter.

De geschreven pers was op 18 januari 1960 een document ter hand gesteld door de persdienst van de KRO waarin het een en ander werd verklaard over het doel en het technische aspect van de allereerste stereofonische uitzending van een toneelspel in ons land. De persconferentie werd gehouden in het technisch centrum van de NRU, de Nederlandse Radio Unie en werd ‘inleiding over de artistieke aspecten van het stereofonisch spel’ genoemd.

Zo werd er bekend gemaakt dat er al was geëxperimenteerd met stereofonische muziekuitzendingen, gelijk aan met wat de bedoeling was met die van het stereofonische hoorspel; dus via gebruik van twee ontvangers. Het idee voor de uitzending bleek te zijn ontstaan bij de KRO, waarna bij de collega’s van de AVRO voorzichtig was gevraagd om te gaan samenwerken, zodat van zowel de zenders van Hilversum I als Hilversum II voor het experiment gebruik kon worden gemaakt. Aan de ’s Gravelandseweg in Hilversum had men geen probleem met deze vorm van samenwerking.

Men meldde aan de pers onder meer: ‘Over stereofonische spelmogelijkheden was vrijwel niets bekend en teksten hiervoor bestonden ook niet. Er wordt dus uitgegaan van een monofoon spel, een hoorspel dus, dat tot stereofonisch spel kan worden bewerkt. De essentie van stereofonie is de ervaring van ruimte in diepte en breedte. In een hoorspel komen de stemmen van één vast punt: het radiotoestel. Bij stereofonie komen de stemmen los van de luidspreker te staan en bewegen zich tussen de twee luidsprekers in, die voor stereofonische ontvangst nodig zijn. Er wandelen dus gestalten door de ruimte heen. Het geluid moet ook stereofonisch zijn, wil men zich op straat wanen. En het gevolg is dat vrachtwagens en autobussen dwars door de kamer rijden en de kamerwanden schijnen weg te vallen.’

Men had nog daadwerkelijk een verrassing voor de journalisten toen men wist te melden dat er meer was dan alleen de stemmen en het geluid van bewegende spelers in het hoorspel: ‘Stereofonische illustratieve muziek completeert dan het geheel, waarvoor keuze kan worden gedaan uit een bescheiden voorraad opnamen, waarmee ook interessante stereofonische effecten kunnen worden verkregen en wel waar dit om dramatische redenen gewenst is.’

Het bleek dat in het laboratorium van de NRU dagenlang was geëxperimenteerd en gemonteerd. Tevens werd er in de openlucht vele uren besteed aan het registreren van buitengeluiden, die aan speciale eisen dienden te voldoen. Vervolgens werd door de technische dienst van de NRU, onder leiding van ir. Paul Snoek, de gebruikte, ingewikkelde, apparatuur overgebracht naar een hoorspelstudio, die vervolgens een week lang het werkterrein werd.

Natuurlijk werden er in die week opmerkelijke ontdekkingen gedaan op technisch gebied. Nieuwe mogelijkheden, maar ook nieuwe moeilijkheden kwamen tevoorschijn. Zo ontdekte men dat rustig twee mensen door elkaar heen konden praten, zonder dat dit van invloed kon zijn voor de luisteraar. Deze kon beide gesprekken, mits in het bezit van twee ontvangers, uitstekend van elkaar scheiden. Wel was het zo dat een spreker niet van links naar rechts in een rechte lijn kon lopen om goed over te komen, zeg maar in stereo. Dit diende echter in een half-cirkel vormige lijn te gebeuren, waarbij het gezicht naar de volgende microfoon gericht diende te zijn. Waarschuwend werd ook gemeld dat deelnemers aan een dergelijk stereofonisch hoorspel zich niet mochten bewegen als ze niet deelnamen aan het lopende gesprek.

Ook maakte men het duidelijk dat de spelers een uitgebreid draaiboek kregen, waarin van moment naar moment was beschreven waar men diende te staan: ‘Een scene kan zich als een nevel oplossen en een nieuwe langzaam een gestalte krijgen’. De nieuwe opzet destijds maakte het mogelijk de rol van verteller bij een hoorspel uit te schakelen. Het gebeurde allemaal eigenlijk redelijk compleet. De plaats van de deelnemende spelers diende dus exact te worden bepaald, want elke afwijking, hoe klein dan ook, kon zorgen voor luisterproblemen bij diegene die het hoorspel stereofonisch probeerde te beluisteren.

Als locatie, zo had men bij de Technische Dienst van de NRU bedacht, kon alleen een zogenaamde ‘dode ruimte’ worden gebruikt of een heel grote zaal, waar meestal de reflecties veel minder zwaar terugkaatsen. De later gebruikte studio, die eigenlijk niet geschikt was voor stereofonische uitzendingen, werd dan ook geheel volghangen met zware gordijnen om op die manier het gewenste akoestische effect te verkrijgen.

Het leuke in de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw was dat, via het gerenommeerde Nieuwsblad van het Noorden, de lezer – en wie weet de potentiële luisteraar – op een terdege manier via een getekende uitleg duidelijk werd gemaakt van de doelstelling en de uitvoering en hoe het beluisteren van een stereofonische uitzending diende te gebeuren.

Hans Knot, november 2024