Interview met Don Stevens

Mijn tijd op Radio Caroline

Van origine was het een plannetje om Don Stevens tijdens het eerste uur van de radiodag, op 4 november 2006 te interviewen over zijn tijd bij Radio Caroline. Dit interview zou plaats vinden op het tijdstip dat officieel het gesprek met A J Beirens was gepland. De laatste was wegens een ziekenhuisopname op het laatste moment niet aanwezig en zal nu in het jaar 2007 worden gepland. Maar ook Don was er pas in de middag, doordat er iets anders tussen kwam. Dus heeft Martin vervolgens de vragen, die hij had voorbereid, naar Don Stevens toegestuurd die bereid was ze uitgebreid te beantwoorden.

Martin: Hoe ontstond je interesse in de radio en naar welke zeezenders herinner je te hebben geluisterd in de jaren zestig en zeventig?

Don: Mijn interessen en liefde voor de radio is per ongeluk ontstaan. Op een dag hoorde ik geluid komen uit een transistorradio van een motorrijder. Hij was zijn machine aan het oppoetsen en ik trok zijn aandacht omdat ik geen vrees voor hem had maar hoge interesse voor datgene uit de radio kwam, het geluid van het radiostation. Het was 1964 en hij vertelde me dat het radiostation haar programma’s verzorgde vanaf een schip in internationale wateren. Het was Radio Atlanta en ik moet zeggen dat voor een teenager als mij het een openbaring was. Ik vroeg de langharige technisch lijkende motorrijder om meer details. Hij vertelde hetgeen hij wiste en vanaf dat moment was ik eigenlijk besmet door de radiovirus. Je kunt je voorstellen dat in gedachten ik het leuk zou vinden om aan boord van het radio Atlanta schip, de MV Mi Amigo in 1975 echt aan de slag te kunnen. Het was een enorm hoogtepunt van een groot aantal jaren intensief radiobeluisteren. Ik vond Atlantis goed en daarna Radio Caroline South, toen beide stations spoedig daarna samengingen. Ik luisterde ook intens naar Radio London, nadat ik de testuitzendingen in december 1964 had ontdekt met deejay Pete Brady achter de microfoon. Ik ging regelmatig van de ene kant van de schaal naar de andere om mijn favoriete deuntjes te beluisteren via Caroline South, Big L, Radio City en KING. En dan tegen het einde van 1965, toen de laatstgenoemde van naam veranderde in Radio 390. Het station draaide en heleboel platen die tot de hoogtepunten van de jaren vijftig behoorden. Mijn meest favoriete station, en wel degene die met totaal beïnvloedde, was Swinging Radio England in 1966. Ik luisterde toen zowel naar de testuitzendingen van Radio England als Britain Radio en tot aan vandaag krijg ik nog steeds de rillingen als ik oude opnamen van Swinging Radio England beluister en de herinneringen weer tot me laat komen.

photo Theo Dencker

Martin: Je kwam vroeg mart 1975 bij Radio Caroline werken. Hoe kwam het dat je de organisatie achter Radio Caroline benaderde.

Don: Ik arriveerde per ongeluk bij Radio Caroline, dat lijkt vreemd maar is waar. Ik was in het jaar daarvoor bevriend geraakt met Tony Allan middels mijn vriendschap met Nik Oakly van Script Magazine. Tony werd spoedig een regelmatige en welkome gast in mij huis in Horsney Vale in Noord Londen. Mijn toenmalige vrouw en dochter brachten samen met mij en Tony lange uren door tijdens talloze etentjes en Tony pratende over radio. En ik bedoel echt alleen maar over radio. We hadden het over Radio Scotland, Tony’s werk op het Peace Ship (het was 1974 dat dit plaats vond), zijn avonturen op Radio Caroline en RNI en bovendien had hij grote interesse in de activiteiten op radiogebied van mij. Daarbij kwam de verhoogde interesse in het formaat dat wij bij Dynamite 235 hadden ontwikkeld, de LP service op Concord 235 en mijn vriendschap en bewondering voor de jongens en meisjes die bij The Big K actief waren. Kerstmis 1974 kwam dichterbij en Tony vertelde me dat Caroline een tekort aan deejays had en vroeg me of ik beschikbaar was. Bovendien vroeg hij mijn vrouw Anne of ze bezwaar had dat ik aan boord zou gaan. Na een paar weken van intense discussie werd hoofdelijk besloten dat ik bereid was een reis naar het zendschip te ondernemen. Ronan O’Rahilly was gelukkig bereid mijn vrouw, gedurende mijn afwezigheid, een wekelijks salaris te betalen. Ik zou weggaan als ik een gecodeerde boodschap per telefoon zou krijgen. En begin februari was Ronan aan de telefoon met zijn code en het avontuur, en dan meen ik echt een avontuur, kon beginnen.

Martin: Het was de periode nadat in Nederland de anti zeezenderwet was ingevoerd en de MV Mi Amigo al geruime tijd geleden naar een positie voor de Britse kust was gesleept. Wat voor tender werd er destijds gebruikt door de organisatie en moest men soms lang op de volgende tender wachten?

Don: We vaarden in die tijd vanuit de haven van het Franse Boulogne om met onze tender te vertrekken. Het was eigenlijk niet meer dan een binnenvaartschip die als open vissersboot kon worden gebruikt. Het was zeven meter lang en tevens erg small. En ik kan je wel vertellen dat de reis, midden februari, een grote nachtmerrie was en gelukkig vielen de weersomstandigheden redelijk mee. We hadden allereerst problemen aan boord te komen en brachten liefst 5 dagen door in Hotel Mirador wachtende op een groep afkomstig uit Boulogne die ons permissie zou geven aan boord te gaan. We leefden in die dagen op Franse kaas en brood en rode wijn en maakten incidenteel een optreden in de lokale discotheek aan Rue Victor Hugo. Immers was dit een mogelijkheid nog enigszins wat geld te verdienen. Uiteindelijk kregen we na zeven dagen van wachten het teken dat we de volgende morgen om vier uur in de ochtend aan boord van de vissersboot te gaan. Op de aangegeven tijd arriveerden we en werden zowel Tony Allan, Simon Barrett met geweren in de aanslag op een brute en tevens agressieve wijze gearresteerd door de Franse veiligheidsdienst CRS en de lokale politie.

Martin: Had je ooit problemen met de autoriteiten?

Don: Zoals je uit het vorige antwoord kunt begrijpen hadden we ernstige problemen. De CRS lieden tezamen met vertegenwoordigers van de Franse regering waren allen bewapend en erg agressief. Ze reden ons vervolgens naar het kasteel in Boulogne voor uitgebreid verhoor. Ze ondervroegen ons voornamelijk in de Franse taal, hetgeen voor ons onmogelijk was om te beantwoorden. Pas toen ze begrepen dat we de taal niet machtig waren begonnen ze ons pas te ondervragen in het Engels. Als ze dan onze antwoorden hadden begonnen ze onderling te discussiëren over deze antwoorden in het Frans, niet wetende dat Tony dit ook verstond en hadden we daar weer mooi voordeel van. De ambtenaren van de CRS waren bij de arrestatie omdat men er vanuit ging dat we betrokken waren mij het smokkelen van immigranten naar Groot Brittannië. Achteraf bleek dat inderdaad de lokale vissers en de betreffende boot betrokken was en dat de overval operatie al enige tijd geleden gepland was door de autoriteiten. Ze waren erg kwaad dat ze ook nog eens de Caroline staf hierbij arresteerden, mede daar de acties in samenwerking met de Britse autoriteiten was opgezet. Onze Franse bemanningsleden waren ontzetten bang, arme knappen. Ze bleven ons maar vertellen dat we de politie niet te kwaad moesten maken omdat het vooral veteranen uit de tijd van de Algerijnse Onafhankelijkheids Oorlog waren en zeker niet voor de gek gehouden konden worden.

Ikzelf werd door een zeer arrogante Franse regeringsvertegenwoordiger ondervraagd, die me vertelde dat door ons kleine avontuur er een diplomatieke rel kon ontstaan tussen Parijs en Londen. Hij vroeg me om allerlei informatie, die ik hem echter niet kon geven en ik vertelde hem gewoon niets te weten. Simon was de volgende die werd ondervraagd en daarna volgde Tony, die door de kerels van de CRS hard werd aangepakt, zelfs in het gezicht werd geslagen en lieten hem alle hoeken van het kantoor zien. Dat was zeer beangstigend; ze hadden ontdekt dat Tony de Franse taal machtig was. Hij was ontzettend lang in het kantoor, ze schreeuwden en we hoorden duidelijk het geluid van hard slaan en ik kan wel zeggen dat we behoorlijk geïrriteerd en opgejaagd werden en op onze beweging werd meteen door de politiebewaking hun pistolen getrokken. Plotseling barstte de deur open en vloog Tony door de opening onze kamer binnen. Ik had hem als eerste te pakken en hielp hem omhoog. Hij had wat bulten, bloedde en ze hadden hem dus hard aangepakt maar Tony wist me te verzekeren dat ze niets uit hem hadden gekregen. We werden gedeporteerd richting België en wel met onmiddellijke ingang. En dus zaten we tien minuten later in een paar snelle auto’s die ons naar het station in Boulogne brachten en werden we op de trein gezet richting Lille met de opdracht onmiddellijk Frankrijk te verlaten want anders zou er wat zwaaien. Later, toen we de grens met België passeerden werd het ons al snel duidelijk dat de Belgische politie was getipt en zeker naar ons op zoek waren wegens pogingen een zendschip te bevoorraden. We kwamen gelukkig zonder problemen in Oostende aan, mede dankzij de hulp van een paar prachtige Belgen, die ons beschermden van de politie. Natuurlijk een groot risico voor henzelf. We werden op een bepaald moment op de grond gelegd in een bar in Oostende en de eigenaar wist de politie, die met een razzia bezig was, te overtuigen dat we een aantal dronken voetbalsupporters waren die de roes aan het uitslapen waren in zijn bar.

De volgende dag namen we een tram richting Zeebrugge en het kantoor van Townsend Thoresen, alwaar we een ontmoeting met AJ Beirens hadden, van wie we dachten dat hij ons grotendeels uit de problemen kon halen door ons een ticket te verschaffen richting Engeland en op die manier niet in de handen van de Belgische politie zouden terecht komen. AJ kon echter niet veel voor ons doen. Ik herinner me dat hij Tony wat geld gaf en ons gebruik liet maken van zijn toilet en was gelegenheid. Niet veel later kregen we instructie vanuit de Caroline organisatie. Het plan was terug te gaan naar Boulogne. Tony had daar uiteraard geen zin in hetgeen heel begrijpelijk was. Hij gaf mij een deel van het geld en ik ging vervolgens samen met Simon terug terwijl Tony naar Amsterdam doorreisde. Wij beiden kwamen uiteindelijk weer terecht op de Mi Amigo maar het was wel een verschrikkelijke trip erheen.
In de periode nadat dit alles was gebeurd bleef Tony regelmatig zeer onaardig en agressief tegenover Simon en hij weigerde ooit nog een keer met hem samen te werken. Tony ging er namelijk vanuit dat Simon de Fransen had verteld dat hij de Franse taal ook verstond en sprak. Zelfs jaren later, terwijl Tony en ik in Galway een biertje dronken, was Tony er nog steeds van overtuigd dat Simon had laten vallen dat Tony de Franse taal machtig was en hij het hem nooit zou vergeven.

Tony Allan

Martin: Wat was je eerste indruk toen je aan boord van het zendschip kwam?

Don: Ah Martin, de eerste indrukken waren fantastisch. We hadden uren lang rondgedobberd in het Kanaal, langs de Britse kust, langs de Goodwin Sands en de mist was zo dik dat we bijna niets konden zien. Gelukkig had Simon een radio bij zich zodat afgestemd op Caroline we ons beetje bij beetje meer in de richting van het zendschip kwamen. Maar dat duurde wel uren totdat de mist enigszins begon op te trekken. En in de verte verscheen heel langzaam inderdaad een schip en ik wist dat het de Mi Amigo was daar het betreffende schip zo laag in het water lag. We legden aan en stapten op het schip en maakten kennis met de kapitein en de Nederlandse bemanning. We ontmoetten niet direct onze Caroline collega’s omdat we direct naar de studio werden geleid om de dagelijkse taak de programma’s van Radio Mi Amigo in te starten, over te nemen zodat de anderen rustig met de boot terug zouden kunnen om aan land te gaan. Toen we eenmaal gewend waren aan de studio en er weer een nieuw uur was ingestart besloten we aan dek te gaan en bleek de vissersboot, die als tender dienst deed, al verdwenen te zijn. Simon gaf me vervolgens een rondleiding door het zendschip en liet me mijn cabine zetten dat achteraf de beste aan boord bleek te zijn. De graffiti, aangebracht aan de onderkant van het bovenste bed in de hut gaf aan dat Dave Lee Travis en Tommy Vance beiden eens bewoner waren geweest van die hut en gaf mij me een goed gevoel te weten waar ik op dat moment was. Mijn indruk was verder dat het schip op dat moment in goed onderhoud en op orde was. Er was een goed functionerende centrale verwarming en onze kok was in staat om tijdens elke maaltijd keuze te geven uit drie verschillende menu’s. Dus was er tijdens het ontbijt, de lunch en het diner keuze uit de Indonesische of Surinaamse, de Nederlandse en de Britse keuken. We hadden altijd genoeg voorraad aan bier, sigaretten en we hadden zelf een groot aantal nieuwe LP’s en singles meegebracht, alles gedoneerd door de belangrijkste platenmaatschappijen.

De messroom zag er net zo uit als ik het kende van foto’s genomen van de Mi Amigo in 1967 en die ik had gezien met rechts boven op een plank in de hoek de televisie, zodat we volop naar de Britse televisie konden kijken. Het leven aan boord in februari 1975 was zeer goed te noemen. Ik ontwikkelde al vrij snel een goede vriendschap met leden van de bemanning. Ik genoot van de lange gesprekken met de jongens, allemaal interessante knapen en het leek erop dat ze verbaasd waren dat ik hun gezelschap aangenaam vond. Het leek erop dat de Engelse deejays voornamelijk afstand hielden van de bemanning, tenminste dat werd me verteld.

Van Origine ben ik een Ier en derhalve was ik nooit een persoon die vooral op zichzelf was. Ik genoot van de lange debatten die ik met Bill Danse had, een pracht kerel en een man die een absolute passie had voor eerlijkheid en menselijke waardigheid. In mijn ogen is hij tot en met de dag van vandaag een uitstekende ambassadeur van zijn volk, de Nederlanders, en dus beschouw ik hem als een echte vriend.

Simon Barrett

Martin: Met welke collega’s werkte je in het begin samen?

Don: Simon Barrett, Dave Owen, Johnny Jason en Tony Allan. Ja met Simon deelde ik ook het schip maar we zagen elkaars nauwelijks; ja behalve wanneer we de programma’s van elkaar overnamen. Simon startte op Caroline om zeven uur in de avond. Ik nam dan om 10 uur het programma over, waarbij we elkaar zo ongeveer 10 minuten zagen, hetgeen zich om 1 uur in de nacht herhaalde omdat het tijd was voor Simon’s tweede programma, dat dan tot 4 uur in de nacht duurde en hij vervolgens naar bed ging. De uren tot 6 uur in de ochtend nam ik vervolgens voor mijn rekening nam om daarna een uur non-stop muziek te draaien voor Radio Mi Amigo, een programma dat ik vanuit de Caroline studio verzorgde. Af en toe deed ik wat aankondigingen in het Nederlands/Vlaams die op schrift waren gezet door de kapitein en bemanningsleden. Ze lachten vooral om mijn accent en de kapitein zei me dat het vooral in zijn accent was neergeschreven. In ieder geval vonden ze mijn live programma’s om volop van te genieten.

Vervolgens zetten ik tegen 7 uur Britse tijd een instrumentaaltje op vanuit de Caroline studio en rende naar de Mi Amigo studio om vandaar het eerste cassetteprogramma van de dag voor Radio Mi Amigo en opgenomen in Playa de Aro, in te starten. Ik dacht dat het ging om een programma van Joop Verhoof. Mijn taak was het vervolgens om ieder uur op het hele uur een nieuwe cassette op te starten en daarvoor de Mi Amigo Lieveling live vanaf het zendschip te draaien. We waren het eerste station ter wereld dat Donna Summer’s ‘Love to love you baby’ draaide. Halverwege de dag kwam Simon uit zijn bed, nam mijn taken over en ik ging ik tot een uur of acht in de avond slapen. Dit was onze doorsnee dag totdat Peter van Dam niet veel later ook aan boord kwam. Een goede kerel en bovendien technisch begaafd en ik herinner me dat hij producties beter dan wie ook maakte. Toen Peter dan ook aan boord was gekomen werd het voor Simon en mij aangenamer. Simon bleef meestal in zijn vrije tijd beneden in zijn hut terwijl ik samen met Peter de tijd doorbracht met de hard werkende bemanningsleden die ervoor zorgden dat ons schip in goede staat bleef. Peter maakte heel veel jingles voor me, die ik jarenlang heb gebruikt, tot zelfs op het Peace Ship en ver daarna elders. Ook maakte ik een aantal voice-overs voor hem om te gebruiken in zijn programma’s. Op een bepaald moment verdween Peter richting het Spaanse Playa de Aro om vervangen te worden door Rob Ronder. Johnny Jason kom ik al en hem kwam ik heel kort op het schip tegen. Hij was ook de persoon die mij in maart 1976 naar het vliegveld Heathrow bracht, op mijn weg naar Israël. Ik had het genoegen Johnny Jason weer tegen te komen op de begrafenis van Tony Allen. Dave Owen kende ik uit de tijd van de Big K, hij werkt nu op Radio Jackie in Londen en is een uitstekende programmamaker. Helaas werkte ik bij Caroline nooit met Tony samen, zoals je nog herinnert ging hij dus terug naar Amsterdam. Maar later werkten we samen in discotheken en nachtclubs in Israël. Hij was een regelmatige bezoeker bij ons thuis en ik verzorgde hem later werk op South Coast Radio in het Ierse Cork en hij zorgde ervoor dat het leven in mijn ‘Music Leader’ concept werd geblazen. Later zorgde hij er weer voor dat ik invaller kon worden als presentator van het ontbijtprogramma op Radio Nova en ik bezorgde hem weer werk op Atlantic Sound en later werkten we samen op WLS Music Radio. Dus je kunt zondermeer stellen dat Tony en ik jarenlang hebben samengewerkt. Een pracht kerel waarvan ik gezegend was hem te hebben kennen en beluisteren.

Peter van Dam (photo Theo Dencker)

Martin: Radio Mi Amigo verzorgde uitzendingen gedurende de dag en jij had weer shows vanaf 7 in de avond. Welke muziek draaide en was er een soort van playlist?

Don: Ik probeerde altijd behoorlijk veel zwarte funk en soul te draaien, gelijk aan Johnny Jason en dus hoorde je bijvoorbeeld de formatie Main Ingredient met ‘Happiness Is Just Around The Bend’ en meer van soortgelijke nummers. Ze hadden zowel in de teksten en het tempo van de muziek veel gemeen zodat het als een geheel samenliep. Ons werd verder aangeraden ons zoveel mogelijk aan het Caroline Album Top 50 te houden. Ook werd ons afgeraden om bij elke nieuw te draaien nummer onze stem te laten horen. Ik draaide veel oude tracks en natuurlijk ook veel muziek van Nederlandse bands als Kyak, Golden Earring, Ekseption, Earth and Fire en Focus. Verder natuurlijk Thijs van Leer en Shocking Blue met Mariska Veres. Zeer bijzonder, zowel zoals ze eruit zag en vocaal. Ook moesten we voorkomen dat er teveel jingles werden gemaakt. Slechts de bekende Caroline jingles en een naamjingle. Er waren slechts drie Caroline jingles aan boord en dit kwam om dat een paar jaar eerder de mastertape met jingles op mysterieuze wijze was verdwenen.

Martin: Hadden jullie ooit echte commercials op Caroline in die tijd of waren het slechts fake commercials met daarbij de gedachten potentiële adverteerders warm te maken?

Don: We hadden een paar eerlijke echte commercials, maar die brave lieden achter deze bedrijven hadden wel het risico de Britse wetgeving te overtreden en te worden vervolgd, hetgeen natuurlijk ook voor ons het geval was. Maar het grootste probleem voor potentiële adverteerders was natuurlijk dat ze een groot risico zouden nemen voor hun onderneming als men met ons in zee zou gaan. Immers wat had het nut om te adverteren op een station dat een wettelijk risico met zich meebracht en bovendien in hun oren een minderheidsaandeel in luisterdichtheid had. Mijn postzak sprak dit laatste zeker tegen. Bovendien hadden de potentiële adverteerders liever non stop popmuziek, maar wij draaiden voornamelijk LP muziek en soul, funk en rock. In latere dagen heb ik er wel voor gezorgd dat de keuze van een format niet ten koste mag komen van een gebrek aan inkomsten middels adverteerders, die les heb ik er wel uitgeleerd. Het kwam zeker te pas toen ik me later ging bemoeien met de programmering van The Voice of Peace. Sylvain Tack was een held in mijn ogen. Hij zorgde voor alles dat ons in staat stelde door te gaan en het maakt mij me niet uit wat mensen over hem dachten of zeiden. Hij zorgde voor al het comfort en de goede omstandigheden waaraan ik eerder refereerde en we waren altijd weer blij als hij met het geld op tafel kwam. Olie, water, zoetwater, bier, sigaretten en provisie, het werd allemaal door Sylvain betaald en we kregen vaak ook veel Suzy Waffles aan boord. Kratten vol van dat spul en je kunt zeggen dat dit merk naast Joepie Pop Magazine de grootste adverteerder was op Radio Mi Amigo.

Martin: Hoeveel mensen waren er aanboord en was er ook een kapitein en een hoofdtechnicus?

Don: In onze dagen beschikten we over een zeer ervaren jonge kapitein. Ik denk dat zijn naam Willem of Wilhelm was. Hij was een zeer rustig persoon maar hij toonde duidelijk zijn plezier als men het werk goed deed. Leuk toen hij doorhad dat het misschien interessant was om wat aankondigingen te doen in het eerste live uur van Radio Mi Amigo besloot hij de uitspraak van het Nederlands te leren en schreef hij de teksten voor me uit. Gedurende een vijf dagen durende storm in windkracht 9 (noordooster) nodigde hij me uit op de brug om me uit te leggen wat je onder dergelijke omstandigheden diende te doen om het schip niet in problemen te krijgen. Hij deelde met mij zijn chocolade tijdens deze zeer vermoeiende wachtperiode en hij introduceerde mij ook met de Jenever. Daarnaast leerde ik veel over het stoïcijnse gedrag van de Nederlanders van hem. Dan onze kok, Jos. Een grote blonde knaap die veel van zijn tijd doorbracht ons goed te verzorgen. Een man met veel humor, een uitstekende kok en bovendien ook een heerlijk rustig karakter totdat er weer een storm opstak. Ook van deze man leerde ik heel veel, hoe een goede zeeman te zijn, wat de toen in geval van nood en hoe goed te koken. We hadden een volledig gediplomeerde scheepstechnicus aan voord die ook uit Nederland kwam. Andermaal een rustige knaap, die altijd hard aan het werk was om alles in goede conditie te houden en derhalve het station in de lucht te houden. Dan was er Bill Danse, onze zendertechnicus die altijd hard aan het werk was. Een man met brede kennis waarbij je uren lang over tal van onderwerpen met hem kon discussiëren, hij ging geen onderwerp uit de weg. Gedurende mijn tijd op de Mi Amigo hadden we naast de eerder genoemde personen (Simon, Peter en Rob Ronder) ook nog Anka en haar vriend, die hun boot langszij de Mi Amigo bonden na in problemen te zijn geraakt in een zware storm en eigenlijk op weg waren naar Engeland. Ze bleven een tijd aan boord van het schip en Anka maakte in die periode prachtige voiceovers.

Martin: Hoe comfortabel was de Mi Amigo? Hoe was de sfeer aan boord en was er genoeg te eten, te drinken en bovendien te roken? Het roken van een joint leek een normale gewoonte te zijn aan boord in die dagen.

Don: Hetgeen ik al eerder vertelde, de condities waren erg goed in die tijd, ja zelfs uitstekend te noemen in de dagen dat ik net aan boord was. Ik had totaal geen problemen in relatie tot de bemanningsleden en we werden allen goede vrienden. Ik kreeg de indruk dat ze het liefst gescheiden leefden van de rest van het presentatieteam aan boord. Naast mij trok ook Chicago veel met de bemanningsleden op en dus zag ik geen reden me afzijdig te houden. Het is waar
dat de bemanning dat tijdens de eerdere gememoreerde storm de bemanning niet de hulp wensten van Simon om drijvende te blijven. Toen ik hulp aanbood werd dit door de bemanning zondermeer geaccepteerd. Dus was de sfeer aan boord, wat mij betreft, goed, en tevens zeer professioneel te noemen. En Martin, als ik heel eerlijk moet zijn heb ik in de dagen op de Mi Amigo heb ik geen enkele geur van cannabis, hasj of libanon geroken. We hadden zeker genoeg bier, uitstekend eten, en heel veel sigaretten. Maar in die tijd was er zeker geen drugs aan boord van de Mi Amigo.

Martin: Ontmoette je ooit Ronan O’Rahilly?

Don: Niemand die ooit op Caroline heeft gewerkt komt niet in aanraking met Ronan. In mijn dagen op het station was hij indringend aanwezig op het schip. Ik heb ook met hem een aantal malen geluncht in The Casserole, zijn favoriete eetplek aan de Kings Road in Chelsea en ik bezocht hem diverse malen in zijn huis. Mijn vrouw Anne ontmoette hem iedere week toen ik aan boord zat en hij betaalde haar, zoals beloofd, mijn salaris zodat mijn familie in staat was te overleven in de tijd dat ik op het schip was. Hij is een eerwaardig man en heel eerlijk in zijn liefde voor Radio Caroline en de vrijheid. Hij is een man van zijn woord en neem maar van mij aan dat hij alle boetes die ik opliep in de problemen met de autoriteiten voor zijn rekening nam. Het was ook Ronan die Johnny Jason regelde om mij naar het vliegveld Heathrow te brengen toen ik naar Israël moest vliegen. Hij is een gentleman ten top. Hij betaalde me ook meer dan hij me beloofde en stond pal achter mij en mijn familie toen ik veroordeeld werd wegens overtreding van The Marine Offences Act van 1967. Zo goed ken ik Ronan dus. Hij is een echte Ier uit goed hout gesneden. Hij heeft het bloed van een vrijheidsstrijder en zijn familie vocht in de voorste linies ten tijde van de vrijheidsoorlog van Ierland en de daarop volgende onafhankelijkheid van het Ierse volk.

Martin: Verdiende je eigenlijk wel geld op Caroline?

Don: Jazeker en ik zal door deze verklaring waarschijnlijk worden verstoten, helemaal naar eerdere opmerkingen van mijn zijde op de Radiodag. Maar als je hard werkt staat daar een beloning tegenover. Natuurlijk geen enorm kapitaal maar een bedrag dat aantoont dat je inzet wordt gewaardeerd en gewild bent. Aanhangers van het Peace Schip denken allemaal dat het verschrikkelijk is om commercieel te draaien maar het is dankzij de commerciële jongens onder ons dat de leiding van de VOP in staat stelde dat miljoenen armen geholpen konden worden en niet duizenden, zoals in een later stadium gebeurde. Dus ook met Caroline, een kwestie van Ronan die mij de baan aanbod en ik stelde er tegenover hoeveel ik nodig dacht te hebben om mijn vrouw en dochter te kunnen voeden, hoeveel de rekeningen en de hypotheek kostte en ik ook wat geld nodig had om aan boord te komen. Het was totaal geen probleem. Ronan is natuurlijk ook een zakenman en voldeed aan al zijn verplichtingen en zorgde erg goed voor de familie in de periode dat ik aan boord zat. Achteraf gezien is het heel jammer dat hij met het station nooit terugkeerde naar het Top 40 format in 1975 want hij had sloten vol met geld kunnen maken. Ik ben er trouwens van overtuigd dat ook de anderen in die periode door Ronan werden betaald en zo niet dan zijn zij voor de foute reden aan boord van de Mi Amigo gegaan. Chicago werd in ieder geval betaald en ook Bill Danse en de rest van de bemanning.

Martin: Waarom verliet je het schip eigenlijk al na een periode van acht weken?

Don: Eigenlijk was ik al laat februari aan boord maar de eerste dagen draaiden we alleen vooraf opgenomen programma’s van de andere jongens om ze op die manier een dekmantel te geven terwijl zij onderweg waren om aan land te kunnen komen en dus Engeland binnen te slippen zonder in de vingers van de overheid te vallen. Ik was zelf eigenlijk alleen maar op het schip om een gat op te vullen en Ronan de kans te geven nieuwe presentatoren te vinden en we beter weer zouden krijgen. Ik vond het trouwens niet erg op zee te zitten tijdens die zware stormen in februari en maart. Toen ik aan land kwam bleek dat Simon ons voor aap had gezet door aan de douane te vertellen waar de tender ons had gedropt. Ik besloot meteen hem te verlaten en probeerde de trein naar Londen te pakken. Maar daar stond een behoorlijke vertegenwoordiging van de lokale politie te wachten die me arresteerden. Ik weet niet of Simon uiteindelijk is veroordeeld maar ik zeker wel. Ik hield al de tijd dat ik werd verhoord mijn mond en vertelde de autoriteiten dus niets. Ze bleven ruim twee maanden achter me aanzitten en vielen mijn huis binnen waar ze adresboeken, brieven, foto’s, cassette tapes en dergelijke in beslag namen en bovendien mijn vrouw en kind onder druk zetten en bang maakten. Ik werd door die geesten opgepakt en andermaal 48 uur vastgezet en toen ik later in november 1975 solliciteerde voor een baan binnen de legale radio zou ik alleen worden aangenomen als ik namen zou noemen van mensen binnen de Carolineorganisatie zodat ze bewijs zouden hebben om de hele organisatie te kunnen oprollen. Ronan was trouwens van dit alles op de hoogte en gaf me alle ondersteuning gedurende een heel moeilijk jaar. Dat terwijl anderen Caroline wel verraadden, hield ik mijn mond alleen maar op slot. Het werd me wel duidelijk gemaakt dat de zaak tegen Caroline geen succes zou hebben. Ik ondersteunde de organisatie ook aan land, zoals ik dat ook al deed voordat ik aan boord ging. Ik herinner me een dag uit 1975 waarop ik samen met Peter Chicago door noord Londen in de zomer op zoektocht waren naar een motor race specialist die ons een combiner kon fabriceren voor de middengolf zenders. Ze maakten gebruik van soortgelijke materialen en waren in staat er een te maken volgens Peter’s ontwerp. Wel moet het duidelijk zijn, na alle verhoren door de autoriteiten, dat als ik terug was gegaan aan boord ik zeker onmiddellijk zou zijn herkend en zeker het hele Caroline gebeuren in ernstige problemen zou hebben kunnen gebracht. In juni 1975 zou ik bijna weer naar het schip gaan maar na al het gedonder met de politie heb ik mijn oude vriend Phil Marshall gepromoot bij Oonagh (Ronan’s persoonlijke assistente, om een shift aan boord te kunnen doorbrengen.

Martin: Hoewel jij slechts een korte periode aan boord was als presentator, van 3 maart tot en met 26 april in het jaar 1975, was je in staat om in totaal liefst 239 uren te presenteren binnen die paar weken.

Don: Ja, mijn goede oude vriend Buster Pearson, vertelde me dat toen ook. Ook hij was zeer verbaasd dat ik zo vele uren presenteerde, maar hij telde er wel de uren bij die ik voor Radio Mi Amigo, het zusterstation destijds, presenteerde. Desondanks maakte hij me met dat aantal erg trots. Ik vond het trouwens leuk het uur op Mi Amigo in de ochtend te doen en had gaf me een redelijk inzicht hoe de Vlamingen en ook de Nederlanders de wereld bekijken. Ik ben nog altijd dankbaar dat ik de kans kreeg aan boord van het Caroline schip destijds mijn werk te doen in samenwerking met zulke fatsoenlijke en moedige mannen die het voortbestaan en de veiligheid van het Caroline schip boven alles stelden. Het gegeven dat ik zoveel lange uren maakte had voornamelijk te maken met het gegeven dat ik een hardnekkige ellendeling ben en daarnaast een harde werker. Bovendien vind ik het prachtig onderdeel van het team te zijn waarbij ik tevens kan meebeslissen.

Luister naar Don Stevens op zijn laatste dag aan boord van de MV Mi Amigo.

Martin: Herinner je nog leuke incidenten tijdens je periode aan boord?

Don Stevens on the Voice of Peace Breakfast Show (September 1976)

Don: We maakten heel veel leuke incidenten mee aan boord van het zendschip.We kregen eigenlijk elke dag verse nieuwe Britse kranten totdat we op een bepaalde dag een baggerboot zagen en de voorman op het schip was aldoor binnen oogafstand in zicht om allerlei gravel en stenen uit het water te baggeren. Op een bepaald moment nam onze kapitein via de radio contact op met de vraag of ze wilden ruilen en ze bevestigden ons via morse. We boden ze harde porno aan (herinner je wel dat het 1975 was en de Britse regering elke vorm van seksuele inbeelding bij volwassenen op papier verbood. Ze besloten enorm langzaam langszij de Mi Amigo te komen en wij schoten vervolgens een lijn richting hun boot, waaraan een mand gevuld met de pornografie werd overgebracht naar hun schip. Vervolgens kregen we van hun van alles terug, waaronder kranten, drank, eigenlijk alles wat we maar wensten. Toen hun voorsteven onze boeg voorbij ging was de transactie verlopen. Dergelijke acties gingen weken lang door mede doordat de mannen aan boord van de baggerboot steeds meer honger kregen naar de porno. Ik denk dat de Royal Air Force op een dag vanuit de lucht de actie heeft gefotografeerd en dat was dan ook duidelijk merkbaar omdat de baggerboot vervolgens op veilige afstand van het zendschip bleef. De RAF stuurde altijd Blackburn Buccanneer laag vermogen bommenwerpers op ons af om foto’s te maken. Ze vlogen zeer laag over het schip heen waar wij dan aan dek stonden te wuiven en ze bij wijze van spreken welkom te heten. Ze vlogen echter zo snel dat we van mening waren dat ze ons niet eens konden zien staan. Vervolgens vloog op een zonnige middag één zo’n bommenwerper over ons schip om ons te fotograferen en hij kwam steeds maar weer terug totdat het vliegtuig op een bepaald moment boven het zendschip een zogenaamde overwinning rol uitvoerde, hetgeen meestal uit respect en hoffelijkheid plaatsvindt. De kapitein en ik waren sprakeloos en we kwamen beiden tot de conclusie dat we vrienden hadden gemaakt binnen het Foto Squadron van de Royal Air Force. De zware stormen begin maart 1975 bracht een Nederlands jacht in zware problemen. De golven gingen enorm hoog en plotseling zag onze kapitein heel kort via de zeilen. De omstandigheden op zee was angstaanjagend en onder die omstandigheden was iemand met zo’n klein jacht op zee. Wij waren de enigen die op dat moment hulp konden bieden daar geen enkele reddingsboot in staat was richting ons te komen. Verdomme de kapitein werd helemaal wild en bleef maar orders geven in het Nederlands. De oude hoofd motor van de Mi Amigo werd gepoogd op te starten (ik denk niet dat dit lukte) om de Mi Amigo meer richting haar anker te krijgen, hetgeen uiteindelijk zo’n dertig meter gelukte. Ondertussen stookt we in het duister de reserve generatoren op en staken elk licht aan boord aan, waardoor de mensen op het jacht de mogelijkheid kregen ons in het vizier te krijgen. Op een bepaald moment bleek inderdaad dat het jacht zich richting ons had gekeerd maar de zee was zo snel dat wanneer ze ons ongeveer benaderden we slechts één kans zouden hebben het jacht te redden. Zo niet zou het ons voorbij vliegen en zeker verloren zijn gegaan. De zeilen werden op het jacht snel neergelaten maar de stroming was enorm. De kapitein gelukte het de Mi Amigo naar de kant van het jacht te keren toen het ons naderde. Het sloeg tegen de rij banden, die aan de zijkant van ons schip hingen. De zee vloog over het dek van het schip heen maar de Nederlandse bemanning deed ontzettend goed werk door onder die zware condities het jacht te redden en naar ons toe te trekken. De bemanning schreeuwde vervolgens naar de twee personen op het jacht om aan boord te komen van ons schip, dat trouwens door de storm en de hoge mast opeens een erg gevaarlijke hoek terecht kwam. Beide bewoners van het jacht waren behendig genoeg om snel aan boord van ons schip te springen en zeer dankbaar dat ze op deze manier gered waren. Anke en haar vriend verbleven vervolgens een paar weken aan boord. Pas toen de storm na een groot aantal dagen echt was afgenomen, werd het zeilschip aan de achterkant van het zendschip vastgemaakt. Onze twee nieuwe bemanningsleden zorgden voor vers nieuws en tevens voor de nodige discussies. Ze herstelden zo goed mogelijk het jacht en op een bepaalde dag zeilden ze weer naar de Britse kust toe. We hebben ze nooit weer terug gezien bij Caroline maar hebben een warme plaats gekregen in onze harten en ik vraag me af of ze heden ten dage nog leven. Dat waren dus zo maar drie gebeurtenissen maar er waren er natuurlijk veel meer. We waren jong, voelden ons de koningen op dat moment.

James Ross, Don Stevens , Phil Mitchell and Richard Jackson onboard the MV Peace (september 1976)

Martin: In maart 1976 ging je naar de Voice of Peace toe in Israël.

Don: Mijn verblijf op het vredesschip zou waarschijnlijk nooit zijn gebeurd als ik niet in aanraking was gekomen met de Britse autoriteiten. Ronan raadde me aan, via Keith Ashton, de overweging te nemen het alternatief VOP te kiezen omdat een loopbaan binnen de Britse radio-industrie op dat moment wel vergeten kon worden. Maggie Tatcher introduceerde een amendement in de British Telecommunications Act in 1986/1987,die enkele onzinnige regels reguleerde en waardoor ik me nu weer veilig voel binnen Engeland. Waarschijnlijk, als Simon Barrett niet was gaan praten tijdens een verhoor door de douane in Harwich, had ik in de jaren zeventig voor een heel lange periode aan boord van de Mi Amigo gezeten. Maar helaas ik werd aangewezen als een potentiële kandidaat om eens flink te vervolgen. Daartegenover staat dat ik een prachtig vervolg gaf aan mijn loopbaan in Israël en werken voor een zeer humaan persoon, genaamd Abie Nathan.

Martin: Na je tijd in het Midden Oosten ging je naar Ierland, vertel ons daar kort iets over en voor welke stations werkte je?

Don: Na de tijd in Israël veranderde ik tijdelijk mijn naam om een positie te kunnen krijgen als Music Director voor een grote amusementsonderneming, Tza Leisure, die clubs en restaurants beheert in heel noord Engeland. Keith York, een oude vriend van mij, haalde me er heen. Zijn familie woonde richting mijn huis in Middelsborough en hij bood me daarna een baan aan op South Coast Radio in York. Hij was zelf deejay en technicus bij het station. Ze waren op zoek naar frisse ideeën en een programmadirecteur en dus ging ik naar Ierland voor een sollicitatiegesprek en accepteerde de job. Op die manier kreeg ik de kans mensen als Tony Allan en later Johnny Lewis aan te trekken om gezamenlijk als een professioneel team te werken aan de opbouw van een zeer succesvol ‘Super Pirate’ in het zuiden van Ierland. Het verhaal over South Coast Radio is een ander zeer interessant verhaal en we hadden een pracht succes met een super 10 kW signaal, dat op bepaalde momenten over grote delen van West Europa kon worden gehoord. We hielpen ook mee aan de opbouw van WKLR in Bandon en vervolgens werkte ik met Tony, Keith en Chris Cary samen aan Radio Nova in Nova Park. Er was op een bepaald moment staking van de vakbond die we, Yorkie en ik, doorbraken. Met begeleiding van politie reed ik met mijn wagen door de rij demonstrerende journalisten die de weg naar ons vrije radio station hadden geblokkeerd als protest tegen ons bestaan. De politie was in staat een aantal belangrijke journalisten op dat moment te arresteren. Ik was direct daarna te horen, samen met Bob Galico, in de ontbijtshow terwijl Chris binnen het gebouw alles op een rijtje zette. Vervolgens vertrokken Yorkie en ik naar Galway om een aandeel van 75% te nemen in een failliet radiostation Atlantic Radio om er daarna een pracht voorbeeld van een succesvol ‘More Music Radio’ station van te maken. Na een stom meningsverschil met de stille aandeelhouders startten Keith en ik onze eigen radio ondernemingen richtten het eerste FM station in West Ierland op, dat 24 uur per etmaal was te beluisteren, dat ook nog eens via de AM was te ontvangen. Op een bepaald moment runden we vanuit Galway drie radio station, waarbij één een country en western station was, WMAQ, 24 uur per etmaal country hits per FM Stereo uitstraalde. We gingen tussendoor ook nog even naar Israël om de Voice of Peace nieuw leven in te blazen. We brachten daarbij bijna onze eigen onderneming in gevaar omdat we Abie Nathan zo graag van de ondergang met de VOP wilden redden. Heel jammer trouwens dat hij ons niet de mogelijkheid gaf het station weer naar tophoogte te brengen.

Martin: Ben je heden ten dage nog actief binnen de radio industrie?

Don: Ja, ik ben inval presentator bij een aantal radiostations. Helaas niet zo veel als ik graag zou willen, maar het is leuk om aan mee te werken. Ik ben op zoek naar een langdurige job binnen de radio industrie en laat mijn gedachten gaan over de mogelijkheid een nieuw station met 24 uur per etmaal aan muziek te ontwikkelen voor London, waarbij stereo mixen van PAMS jingles kunnen worden gebruikt, die ik dan eventueel van JAM in Dallas kan aankopen, dat is wanneer het project een goed financieel draagvlak kent. Ik hoop dan te kunnen beschikken over de toppers onder de ‘more music’ en ‘boss jocks’, die zich totaal moeten gaan richten op het 45+ luisterpubliek in het zuiden van Engeland, waarbij het mooiste van de muziek en de hits vanaf de vijftiger jaren tot aan heden voorbij zal moeten komen. Daarnaast zal ik ook de draaitafel hits draaien, die platen die destijds veel werden gehoord maar nooit een hit werden. Dus dat is één van de projecten die ik in gedachten heb. Daarnaast is er nog ‘Solid Gold Sunday’, mijn oldies programma van de jaren tachtig met jingles, tunes en thema’s uit het verleden, die via syndicatie kan worden aangeboden. Sinds de Radio Dag in november heb ik ook een aantal aanbiedingen gekregen een show te gaan presenteren die via een aantal stations in het Midden Oosten kan worden uitgestraald. Dus kun je waarschijnlijk binnenkort Don Stevens ergens weer op de radio tegenkomen.

© Martin van der Ven december 2006. Vertaling: Hans Knot. © Foto’s: Don Stevens, Ben Meijering, Theo Dencker, archief Hans Knot, archief Martin van der Ven