Over de eerste serieuze plannen voor Britse zeezenders
door Hans Knot
Net als in Nederland werden er ook in Engeland al vroeg plannen gemaakt voor commerciële zeezenders. Niet al die initiatieven waren even succesvol. In het begin van de jaren zestig ontwikkelde John Thompson het station The Voice of Slough en in het kielzog daarvan kwam de Canadees Arnold Swanson met zijn plannen voor de zender Great Britain OK (GBOK). Beide ondernemingen waren serieus van opzet, maar leden in een vergevorderd stadium schipbreuk. Hans Knot vertelt over zijn onderzoek naar de mislukte pogingen om de zendschepen uit de haven te krijgen.
The Voice of Slough. Op de 10e oktober 1961 dook er in The Times een kort bericht op over de komst van een Britse zeezender. De krant meldde dat de 42-jarige journalist, John Thompson uit Slough, van plan zou zijn een eigen radiostation op te zetten. Thompson vertelde de betreffende journalist, dat hij voor dit doel een 70 ton zware motorboot met een lengte van 65 feet, voorheen gebruikt als vissersboot, beschikbaar had. De toekomstige ankerplaats zou in de omgeving van het lichtschip The Nore zijn, zo’n drie mijl uit de kust ter hoogte van Southend. Als detail deelde hij mee, dat de uitzendingen met een vermogen van 1 kW zouden gaan plaatsvinden via de 980 kHz.
Een schip in Schotland. Thompson had voor dit project samenwerking gezocht met Robert Colier, die hij als mededirecteur benoemde. De onderneming werd geregistreerd als The Voice of Slough Ltd. Het adres van de onderneming luidde 35 Beechwood Gardens, Slough, Buckinghamshire. Als studio-onderkomen was een caravan ingericht die tevens als mobiele studio zou kunnen worden ingezet. Tevens was een tweede studio ingericht in een huis in Aylesbury. Het plan was om op 1 december van dat jaar de ether in te gaan. Ondermeer zei Thompson: “Ons schip ligt nu nog in Schotland. Daar wordt ook de zender ingebouwd, aangezien we anders dit vlak onder de neus van de Postmaster General zouden moeten doen. Zoals U ziet speelt bij ons ‘voorzichtigheid’ een heel belangrijke rol.”
Andere namen. Voor de technische begeleiding en eventuele financiering had Thompson de 56- jarige Arnold Swanson bij het project betrokken. Swanson was afkomstig uit Canada en had zijn fortuin gemaakt met het ontwikkelen en op de markt brengen van veiligheidsgordels. Daarnaast was nog een vierde persoon in het spel, ene Leon Taylor, waarover tijdens mijn research verder niets meer bekend werd dan dat hij was benoemd tot mede-directeur van het project. In de loop van de daarop volgende weken speelde de naam van het station een belangrijke rol in de diverse kranten. Naast Voice of Slough, werd de naam GBLN gebruikt, hetgeen stond voor Great Britain London. Ook deden de namen Radio LN (Ellen) en Radio Elb de ronde.
Uitstel. Op het front van het uitzenden zelf gebeurde echter nog niets. De start van het project werd uitgesteld en als nieuwe datum werd de eerste januari 1962 genoemd. Uit één van de krantenartikelen valt op te maken dat het de bedoeling was dat die dag om half zeven in de ochtend zou worden begonnen met het geluid van zeemeeuwen en de golven van de zee waarna de eerste aankondiging zou volgen: “With studio’s in Slough, Buckinghamshire, and transmitters at sea, the Voice of Slough brings you a brand new day. Dial 980 kcs, 306 metres for the Voice of Slough at the Nore.” Als het station toen echt in de ether zou zijn gegaan zou het de geschiedenis in zijn gegaan als de eerste Britse zeezender. In dezelfde krant werd tevens gemeld dat tijdens piekuren het advertentietarief zou komen te liggen op ruim 3 pond voor 25 woorden, toentertijd rond de 30 gulden. Programma’s zouden bestaan uit muziek en nieuws, waaraan werd toegevoegd dat dit alles het afwassen alleen maar gezelliger zou maken.
Een Canadees accent. Over Thompson schreef men dat hij direct na de oorlog naar Canada was gegaan om zijn brood te verdienen als saxofoonspeler en dat hij sprak met een Canadees accent. De journalist citeerde hem: “Ik ben in april teruggekomen en heb het idee dat het station een succes zal zijn, niet alleen als winstgevend object maar ook als communicatie-object tussen ons en de luisteraar. We zullen bijvoorbeeld een speciaal programma maken voor de inwoners van Southend en omgeving en aantonen wat community radio kan zijn. We hebben inmiddels een gesprek gehad met de burgemeester, die het met onze plannen eens is. De Postmaster General is op de hoogte van onze plannen. De situatie is nu zo dat wij zondermeer een zender mogen bezitten maar dat, na inbouw, het geheel moet worden gecontroleerd door de autoriteiten (GPO).”
Pas op voor clichés. “Als we eenmaal op zee zijn zal er drie man aan bemanning op het schip aanwezig zijn. allemaal jonge getrouwde kerels. Ze zullen als taak het bewaken van het schip hebben en zijn tevens verantwoordelijk voor de voortgang van de programma’s, die op tape zullen worden aangeleverd. De presentatoren zullen zelf de techniek bij de programma’s doen en zullen zo veel mogelijk proberen over te komen alsof het programma live vanaf het schip wordt uitgezonden. Ze worden momenteel door me opgeleid want het zijn allemaal onervaren radiomakers. Soms zijn ze nog te vlot en zeggen ze banale dingen in de proefprogramma’s, maar daar help ik ze wel vanaf.” Dat klopte blijkbaar wel, want aan de muur van de studio, zo meldde de krant, waren herinneringskaartjes geprikt met daarop de leuzen: “Pas op voor clichés” en “Was die boer echt nodig?”
Een reactie van de autoriteiten. Wat te verwachten viel, gebeurde ook: een reactie van de autoriteiten die in dit geval afkomstig was van een woordvoerder van de GPO, de Britse PTT. Deze stelde dat men eigenlijk niet wist wat men met dit voor hen tot dan toe onbekende probleem aan moest: “De uitzendingen van radiostations zijn geregeld middels toewijzing van frequenties op internationaal niveau en bij eventuele uitzendingen vanaf schepen worden deze internationale regels overtreden. Volgens ons kunnen we het land, waar het schip geregistreerd staat, melden dat er een overtreding wordt begaan en daarna verzoeken de registratie van het schip in te trekken.”
Een regelrechte farce. Reeds de dag nadat deze verklaring in de kranten had gestaan liet Thompson echter weten dat zijn advocaat de regeling had uitgezocht en dat deze hem had verteld dat hij zijn boot, gezien het een vissersboot betrof, helemaal niet hoefde te laten registreren. Ook stelde hij dat er nog landen, zoals Monaco, waren die helemaal niets te maken hadden met de internationale afspraken gezien dezen de overeenkomst niet hadden getekend. Het zou dus altijd mogelijk zijn de boot bij een dergelijke staat in registratie te geven. Als reden om alsnog illegaal uitzendingen te gaan verzorgen, in plaats van via de goedkeuring van de GPO en andere autoriteiten, gaf Thompson aan dat het aanbod aan frequenties veel en veel groter was dan de toewijzingen die door de ITU — de International Telecommunication Union — waren uitgegeven. Dat gaf volgens hem al aan dat de internationale regelingen een regelrechte farce waren. Bovendien, zo stelde hij, zou het aanvragen van een officiële frequentie niet zo’n probleem zijn maar zou het maanden duren alvorens een antwoord — waarschijnlijk negatief — zou worden ontvangen.
Andermaal de PTT. Andermaal werd een woordvoerder van de PTT aangehaald, die stelde: “Zolang het station niet in de ether is kunnen we helemaal niets ondernemen. Hoeveel moeilijkheden een dergelijke situatie kan opleveren, blijkt wel uit het feit dat Zweden en Denemarken onlangs maatregelen hebben aangekondigd tegen de daar actieve radiozendschepen. Zolang Finland echter niet dergelijke maatregelen wil invoeren kan men niets tegen de zenders ondernemen.”
Een hoopvolle verklaring. De berichten bleven de daarop volgende weken in de Britse pers verschijnen, hoofdzakelijk van dezelfde aard. Af en toe waren er enige nieuwe zaken te lezen, waaronder een hoopvolle verklaring van Thompson: “Niemand anders heeft een dergelijk project voor de Britse kust eerder aangedurfd. Voor de kust van Nederland en Zweden liggen ook dergelijke schepen en die zijn bijzonder succesvol. Ik hoop dat ook wij dus straks kunnen zeggen tot de winnende partij te behoren. Diverse industrielen, die we hebben benaderd, hebben ons toegezegd als sponsor van het project te gaan optreden. In de programma’s van The Voice of Slough zullen per uur 6 minuten met reclamezendtijd worden gevuld. In de rest van de tijd zullen normale programma’s worden verzorgd en dat 24 uur per dag, 7 dagen per week. Naast de eerder beloofde muziek hopen we ook met uitgebreide nieuws- en actualiteitenprogramma’s te komen, die uiteindelijk via de radio beschikbaar zullen zijn voor zo’n 9 miljoen landgenoten.”
Een testuitzending? In april 1962 was er in de Britse pers een berichtje te vinden dat er een testuitzending was gehoord in de omgeving van de Theemsmonding inzake een station dat zich Radio LN noemde en kortstondig in de ether was geweest via de 306 meter. Het is niet duidelijk of dit iets te maken heeft gehad met het Thompson’s project. Waarom de Voice of Slough uiteindelijk niet van start is gegaan, blijft al met al een raadsel. Enige opheldering verschaft misschien een brief, geschreven aan Lars Ryden. In de jaren zestig was Ryden werkzaam voor het World Radio and TV Handbook. Hij schreef, naast alle legale stations, ook de organisaties achter de zeezenders aan om meer gegevens te krijgen omtrent deze stations; dit voor latere publicatie.
Akelig stil. Begin 1962 had Ryden voor dat doel een brief gericht aan de Voice of Slough. Pas op 27 september van dat jaar kreeg hij, met excuses, een brief terug waarin werd gemeld dat het zendschip van de organisatie wegens technische gebreken was vastgehouden door de Britse autoriteiten, maar dat men desondanks hoopte, nadat de ambtelijke molen zou zijn uitgedraaid, in de ether te komen via de 306 meter. Daarbij werd tevens gemeld dat dit wel eens in oktober het geval zou kunnen zijn. Maar, ook toen bleef het wat betreft de Voice of Slough akelig stil op de 306 meter.
Serieuze plannen. Het enige dat ik zelf kon terugvinden over de eventuele problemen was een notitie in een blad, uitgegeven door een groepje DX’ers, waarin werd gemeld dat er op 30 augustus 1962 een schip, de MV Ellen, in beslag was genomen door de Britse autoriteiten, waarbij als bron van informatie het programma Sweden Calling DX’ers werd genoemd. Uit dit alles mag blijken dat er toch heel serieuze plannen zijn geweest tot het opstarten van dit station en dat er studio’s waren mag blijken uit het verhaal van Keith Martin, die in 1964 voor Radio Atlanta en later voor Radio Caroline zou gaan werken. Martin heeft, zo vertelt hij, in 1961 contact gehad met Thompson. In een interview stelde hij enkele jaren geleden: “De eerste keer dat ik Thompson ontmoette, reageerde hij nogal huiverig. Hij dacht dat ik een ambtenaar was van de inspectiedienst. Gelukkig kreeg hij meer en meer vertrouwen in me en uiteindelijk mocht ik zijn studio’s zien die waren gehuisvest in een onderkomen vlak naast het plaatselijke kerkhof.”
GBOK. De studio’s bestonden echt en de plannen waren dus best wel serieus. Het muisje kreeg zelfs nog een staartje. Toen het project van de Voice of Slough op de klippen dreigde te lopen, besloot de belangrijkste financier, de Canadees Arnold Swanson, zich terug te trekken en zich in te zetten voor een soortgelijk project, dat hij GBOK zou noemen. Hij schafte daarvoor een eigen boot aan, een voormalige 91 feet lange en 570 ton zwaar lichtschip. Het eerste dat bij daarna deed was het samenstellen, naar Amerikaans en Canadees voorbeeld, van een kleurrijke brochure, waarin alle informatie viel terug te vinden omtrent het toekomstige station. Hierin werd, naast alle radio-informatie, tevens vermeld dat het toekomstige schip, de Lady Dixon, een dubbelfunctie zou gaan vervullen. Behalve als zendschip zou het ook als lichtschip gaan functioneren. De afkorting GBOK stond trouwens voor Great Britain OK.
Amalgamated Broadcasting Company. Swanson, die woonachtig was in het voormalig huis van Sir Olivier, in Thame (Buckingshire), had al studio’s laten inrichten in zijn huis, welk adres tevens als het onderkomen van de Amalgamated Broadcasting Company — als zijnde de officiële eigenaar van GBOK — geregistreerd stond. Hoewel eigenaar werd deze onderneming geacht geen invloed uit te oefenen op het gebrachte programma, maar wel totaal verantwoordelijk te zijn voor de te verkopen reclamezendtijd. Behalve van zijn eigen huis maakte Swanson gebruik van een pand aan de 151 Fleet Street, de toenmalige krantenstraat van Londen.
De meest moderne apparatuur. Ook de plannen van Swanson tot oprichting van de eerste zeezender voor de Britse kust mogen serieus worden genomen. Ed Mereno, een zeer betrouwbare deejay die later bij diverse zeezenders zou komen te werken, vertelde namelijk dat hij geruime tijd programma’s had opgenomen voor GBOK, waarvoor hij liefst fl. 50,- per week kreeg, hetgeen in 1962 omgerekend uitkwam op zo’n slordige fl. 500,-, wat voor die tijd dus best veel was. “Ik werd door Swanson benaderd tijdens een ballroomoptreden in de Wembley Town Hall, waar hij me vroeg programma’s te gaan opnemen voor het project. Uiteindelijk ging ik met zijn voorstel akkoord en ik kreeg tevens de taak de contacten met de platenmaatschappijen op te bouwen en eventueel artiesten uit te nodigen te verschijnen, als gast, in de op te nemen programma’s. Swanson stelde dat in de eerste periode alleen getapete programma’s zouden worden uitgezonden en pas in latere instantie live vanaf het schip zou worden gepresenteerd. De studio’s waren gevestigd in de voormalige stallen van het enorm grote huis waar hij woonde en overal in het huis was de meest moderne elektronische apparatuur aanwezig. Vier dagen per week ging ik zo naar Buckingshire.”
Een Amerikaans accent. “Swanson haalde me over een enigszins Amerikaans accent bij de presentatie aan te nemen aangezien dit meer succesvol zou kunnen zijn dan de voor die tijd typische Britse stijl van presentatie. Ik heb dan wel weken lang programma’s opgenomen tegen betaling van een voor die tijd zeer goed salaris maar helaas kwam het project nooit van de grond. Eén van de verhalen die mij werden verteld betrof het feit dat een van de technici de zender aan boord had aangezet terwijl het schip nog bij Pitsea, in Essex, lag. Gevolg daarvan was dat de autoriteiten zouden hebben ingegrepen waarna de hele boot in beslag zou zijn genomen.”
Maar toch … De pogingen van Thompson en Swanson om hun stations Voice of Slough en GBOK in de lucht te krijgen faalden uiteindelijk. Het schip van GBOK dient nu als woonboot (zie foto hiernaast). Toch moeten we de initiatieven van Thompson en Swanson serieus nemen. In beide gevallen waren er schepen en studio’s beschikbaar. Hun namen zijn nu vergeten. Maar toch, stel dat ze meer geluk hadden gehad … Zouden we dan nu even enthousiast terugdenken aan Radio Slough of GBOK als aan Radio Caroline of Radio London?
Soundscapes — Journal on Media Culture
volume 2, augustus 1999