Hoe een verzonnen zeezender in België aan de grond liep
door Jean-Luc Bostyn
Het aanvankelijk succes van zeezenders als Radio Veronica en Radio London riep navolging op, en dat niet alleen. Ook waren er bedriegers die geld probeerden binnen te halen met wilde plannen over fictieve radiostations. Een goed voorbeeld daarvan is het plan voor Radio Marina, waarvoor de Gentenaar Valère Broucke ooit in België de geesten rijp probeerde te maken. Jean-Luc Bostyn vertelt hier het verhaal van deze grotendeels vergeten episode uit de geschiedenis van de zeezenders.
Plannen die plannen bleven. De tweede helft van de vorige eeuw kenmerkte zich door tal van innovaties op mediagebied, niet in het het minst waren de vele zeezenders daar een onderdeel van. Minstens een dubbel dozijn haalden de ether, het ene project succesvoller dan het andere. Niet te tellen zijn evenwel de plannen die nooit uitgevoerd werden. Sommige bestonden enkel in de gedachten van fantasten. Het Belgische Radio Marina is er één van. Een (waan)idee van de uit Lokeren afkomstige, maar in Gent beter bekende Valère Broucke. De man had eerder een faillissement achter de rug met een elektriciteitszaak en was bekend als oplichter van een restauranthouder. Daarom stond hij in 1969 op de lijst van gezochte personen. Maar niets weerhield hem ervan om een zeer opmerkelijk radiohoofdstuk te schrijven. Zo goed als vergeten, nu voor het eerst helemaal verteld.
Luister hier naar een kort fragment (31 sec.) van een opname die ooit voor Radio Marina werd gemaakt
Het is 1970 als in Vlaanderen voor het eerst de naam Radio Marina opduikt. De link naar de succesvolle Nederlandse “radiopiraat” Veronica, in de lucht sedert mei 1960, is snel gelegd. Beiden hadden zusjes kunnen zijn. Maar het verhaal liep anders. Naar eigen zeggen borrelden bij Valère Broucke de plannen al vele jaren eerder op. Een gevolg van de korte, maar opvallende avonturen van Radio Antwerpen, eind 1962 (oktober-december) uitzendend vanaf de MV Uilenspiegel. Een klein decennium later begon Broucke voormalige dj’s van Uilenspiegel en van de Nederlandstalige service van Radio Luxemburg te benaderen. Het commerciële station uit het Groot Hertogdom had in december 1969 de meeste Nederlandstalige programma’s geschrapt met als gevolg dat er flink wat potentiële radiomakers geïnteresseerd waren in een nieuw groot project voor de Lage Landen. Ook bij enkele Uilenspiegel-medewerkers was het vlammetje nog niet gedoofd. Omdat enkel de openbare omroepen BRT-RTB uitzendingen mocht verzorgen in België, kon niemand zijn ei op een andere plek kwijt. Er was dus aardig wat talent voor handen.
Valère Broucke in het Zondagsblad van 7 februari 1971: “Uilenspiegel deed de Westhoek daveren van enthousiasme. Dat was nu eens een radio! Ik zag brood in dat succes. Waarom het zelf niet eens proberen? Ik heb acht jaar lopen piekeren tot ik op een goede dag al mijn moed in handen nam en naar vennoten begon te zoeken om het nodige geld bij elkaar te krijgen. Tot één van mijn medewerkers er met de centen vandoor ging. Was dit niet gebeurd, dan waren we al in de lucht. Het schip bleef ook nog langer in herstelling dan voorzien. Weinig schepen zullen zo degelijk uitgerust zijn als mijn radioschip. Ik zal het de naam geven van mijn zoon Marc en het station zal ik dopen naar mijn dochter Marina. Die naam zal inslaan als een klok.”
Pionieren vanuit Gent. Niet enkel de markante belevenissen van Uilenspiegel zullen hebben bepaald dat het Marina-verhaal een Gentse voedingsbodem kreeg, de stad en bij uitbreiding de hele provincie waren jaren eerder en langdurig een bastion van illegale radio-uitzendingen geweest. Vooral in de periode 1962-1965, onmiddellijk na de zeezenderavonturen van Radio Antwerpen waren er vanuit de regio Gent al stations actief op de middengolf. Verschillende zenders waren te beluisteren op 195, 194 en in de buurt van de 187 meter (beter bekend als de visserijband). Eerst gebruikte men namen als 6QR7 en 5AR6, referenties van radiolampen. Nadien werden het Radio Atlantis 1, Radio Atlantis 2, Radio Atlantis 3 …
Men was meestal ‘s avonds en in het weekend actief. De avond- en nachtuitzendingen waren hoofdzakelijk bedoeld om de zenders beter af te stellen. Waren de initiële vermogens 10 tot 15 Watt, algauw werd dat vertienvoudigd. De gebruikte antennes, met een lengte van soms vijftig en meer meter waren geen uitzondering. Ontvangstrapporten kwamen uit alle Vlaamse provincies maar ook uit Middelburg en Noordwijk in Nederland. De “piraten” en veel van hun luisteraars kwamen regelmatig samen in de Ankerslaan te Gentbrugge. Een plek die ook Valère Broucke, als handelaar in elektrische apparaten, niet onbekend was. Er toefden immers potentiële klanten. In 1965 werden alle Gentse zenders in beslag genomen door de toenmalige RTT. Een jaar later werden de initiatiefnemers correctioneel veroordeeld.
“Universitaire” hulp. Valère Broucke kwam dus niet zomaar uit het grote niets het radiowereldje binnengestapt. Er was een voorgeschiedenis die hem inspireerde. En hij zou het slimmer doen. Vanaf land uitzenden leek immers tot strenge boetes te leiden. Naar zee dan maar! Veronica, Caroline en London achterna! Hij ging op zoek naar medewerkers. Eén van de eerste en meest bekende mensen, iemand die eerder zijn sporen had verdiend in de wereld van de radio, was Pit (géén Piet) Jager. De Antwerpenaar was de programmaleider geweest bij Radio Antwerpen/Uilenspiegel. Al stond er toen wel nog een letter “i” in zijn voornaam. In beide gevallen betrof het een synoniem want de man werd immers als Piet Yaeger gedoopt. Ook zijn Parijse vrouw Micheline presenteerde bij de zeezender. Zij maakte wekelijks een Franstalig uur. Na de Noordzee trok Pit naar Radio Luxemburg om nadien het wereldje van de media vaarwel te zeggen en in de circuswereld te belanden, tot ver na de pensioengerechtigde leeftijd. Even leek Marina een kans op een comeback in de media. Maar al snel zou blijken dat het bij een poging zou blijven.
Broucke klopte ook aan bij de Belgisch afdeling van de Free Radio Association (FRA). Een club van Britse origine die ijverde voor vrije radio, ontstaan in de nadagen van de Britse zeezenderstations. Toen het in de tweede helft van 1967 de Britten verboden werd om mee te werken aan uitzendingen vanaf zee, probeerde de organisatie het tij te keren mits het mobiliseren van zoveel mogelijk luisteraars. In andere Europese landen ontstonden lokale afdelingen. In België vertegenwoordigde Ronny Major uit Oostende de FRA. Via hem beschikte Valère Broucke over een onschatbare bron van (achter)grondinformatie. Kortom, in zowat alle lagen van de maatschappij was het enthousiasme groot. De vijver waaruit kon worden gerecruteerd leek eindeloos. Eindelijk zou de nationale omroep concurrentie krijgen. Radio Marina zou de Vlaamse versie van Radio Veronica worden.
Iedereen werkte gratis, de plannen waren immers zo mooi. Bovendien kon Broucke zijn verhaal prima aan de man brengen. Hij zag er niet uit als een zakenman, maar zijn lichtblauwe ogen straalden blijkbaar vertrouwen uit. Er kwamen studenten bij van de Gentse Universiteit, contacten werden gelegd met diverse platenmaatschappijen en potentiële adverteerders. Er werden Marina-lidkaarten, stickers en allerhande promomateriaal gedrukt. Enkele showavonden volgden. De medewerkers werd door Broucke eerst verteld dat het om een Engels project ging dat voor de helft zou betaald worden door de Free Radio Association. Die hadden alles bijeen minstens 500.000 leden. De andere helft van het kapitaal zou ingebracht worden door de Marina-organisatie.
Geen officiële licentie. Via Ronny Major werd op 28 oktober 1970 zelfs een officiële zendvergunning voor België aangevraagd bij de minister van PTT. In de toenmalige, vijfde regering van Gaston Eyskens, waarin CVP/PSC en de BSP/PSB zaten, was Eduard Anseele (van de socialistische partij BSP) bevoegd. Omdat België nog niet opgedeeld was in gewesten, betrof het een licentie voor het hele land. Maar er kwam geen reactie. Volksvertegenwoordiger Luc Vansteenkiste uit Kortrijk en lid van oppositiepartij Volksunie (Vlaams nationalistisch), werd ingeschakeld. Hij interpelleerde de minister over het uitblijven van een antwoord. Die beweerde nooit iets te hebben ontvangen. Een nieuwe poging, dit keer via een aangetekend schrijven, werd op 6 februari 1971 gedaan. Ontkennen dat er geen documenten op het kabinet waren bezorgd, zou niet meer kunnen. De minister liet daarop weten dat er geen frequenties beschikbaar waren.
Valère Broucke: “Dat is larie. Een tijdje geleden heeft het Amerikaanse leger nog twee steunzenders gekregen in België, één in Chièvres en nog één in Brussel. De regering heeft er niet bij te verliezen. De staatskas zou er wel bij varen. Denk maar aan de belastingen op al die reclamespots. Er is genoeg geld te scheppen om de putten van de BRT en de RTB samen te delgen. Bovendien zitten de luisteraars te smeken naar een commerciële radiostation. Ons schip is 95 meter lang en er staat een mast op van 75 meter. Het is een oude oorlogsboot.”
Het is duidelijk dat Valère Broucke het over de MV Galaxy had, het voormalige zendschip van Radio London (1964-1967). Of de Vlaamse radiobaas in spé eigenhandig fotomateriaal aan de krant bezorgde, of dat het Zondagsblad haar eigen redactie archieffoto’s liet bewerken, is onbekend. De lezers vonden wel twee “opnames van Marina” terug in hun weekblad. Op één daarvan is echter de boordstudio van Big L te zien met Dave Dennis aan het werk in 1965. Het onderschrift luidde: “Een oefening in één van de studio’s op het schip van Radio Marina. De studio is authentiek. De disc-jockey is intussen vervangen.” Ook een afbeelding van de MV Galaxy werd afgedrukt. Op de romp van het schip was de naam Radio Marina te zien. Evenwel niet geschilderd op het schip zelf, wel aangebracht op de foto.
Ambassades bezoeken. Diverse ambassades kregen een bezoekje van het Marina-team. In ruil voor een officiële zendvergunning zou men er de maatschappelijke zetel onderbrengen. Wat meteen een bron van inkomsten zou betekenen. De belastingen moesten immers daar betaald worden. Rusland was eerst aan de beurt omdat men tijdens de koude oorlog nu eenmaal overal spionnen probeerde te plaatsen. Griekenland, dat toen een dictatoriaal kolonelsregime kende, volgde. Hen werd beloofd dat zij de tweede zender van Marina, die bedoeld was voor Franstalige uitzendingen, zouden mogen gebruiken voor propaganda. De kolonels wilden graag de vele Griekse staatsburgers die in Duitsland woonden, kunnen bereiken via de radio. Ook de Japanse gouverneur kwam aan de beurt. Dat land probeerde immers de Europese markt te veroveren met auto’s en electronica. Zij zouden gratis reclame krijgen voor hun producten. Zuid-Afrika volgde, het Apartheidsregime kon alle steun voor zijn politiek gebruiken. Tot slot werd Rhodesië (nu Zimbabwe) benaderd.
Valère Broucke werd overal ontvangen, helaas nam niemand hem serieus. Maar hij gaf niet op. “Desnoods beginnen we uit te zenden met de vergunning van communistisch China,” zo liet hij optekenen in de pers. “Want die hebben we. Veel bescherming kan de volksrepubliek ons wel niet bieden, maar een vergunning is een vergunning. En een vlag is een vlag!” Een aantal medewerkers begon echter achterdocht te krijgen. De startdatum werd keer op keer opgeschoven. Bovendien had nog niemand het schip, toch een cruciaal onderdeel voor een zeezender, echt gezien.
Door de mand gevallen. Valère Broucke bleef nieuwe mensen binnenhalen. Hij kwam in contact met Pierre Deseyn uit Sint-Amandsberg, de Belgische vertegenwoordiger van de Britse Free Radio Organisation, een soort conculega van de FRA. Ook hij werd een manusje van alles. Zijn kennis over het hele reilen en zeilen binnen het offshore radiowereldje was alweer mooi meegenomen. (In 1970 zou Pierre bij Radio Northsea International belanden. Hij produceerde en presenteerde samen met AJ Beirens “RNI goes DX”, een zondagsprogramma dat te horen was via de kortegolfzender van RNI. Ook de legendarische reeks “De geschiedenis van de zeezenders,” die op zondagnamiddag werd uitgezonden door Radio Mi Amigo (1975-1976), was zijn werk. Al die shows werden opgenomen in Ledeberg, in de persoonlijke studio van Pierre. Een technisch walhalla dat eerder was gebouwd en gebruikt ten behoeve van Radio Marina).
Maar Marina bleef zwijgen; de startdatum opnieuw en opnieuw uitgesteld. De ene keer lag het zendschip in een Engelse haven op een werf die eigendom was van Ronan O’Rahilly, de man achter Radio Caroline. Een andere keer was het op weg naar Scheveningen, dan weer naar Vlissingen om daarna zijn opwachting te maken in Libanon om scheepsdocumenten op te halen en de zeevaartcontrole te passeren. Kortom, iedere week was er een ander verhaal. Toen men zich stilaan begon af te vragen wie dat allemaal betaalde, was er enkel een mysterieuze glimlach. Natuurlijk kon Broucke documenten laten zien die bewezen dat hij een voorschot van vijf miljoen Belgische franken had betaald voor de aankoop van een zeeschip. Toch zou niet heel veel later blijken dat de papieren vals waren. Het zou niet meer ophouden.
Luister hier naar een tweetal jingles die voor Radio Marina werden gemaakt
De medewerkers die wisten tot op dat moment weinig van elkaar bestaan af. Broucke hield hen zorgvuldig bij elkaar vandaan, begonnen elkaar toch te vinden. Er werden gegevens uitgewisseld en die waren bij iedereen anders. De conclusies waren snel getrokken. De “radiodirecteur” werd met de rug tegen de muur gezet. Medewerker Tony Martino in de toenmalige popkrant Hitorama: “Valère Broucke heeft alleen maar de gave om mensen te bedotten. Op hun kosten te leven. Om hen allerlei dingen te ontfutselen. Met hun auto’s te rijden en om van hun goedheid te profiteren.”
Ene Martino, afkomstig uit het Antwerpse dorpje Schelle, was één van de bekendere mensen die Radio Marina had geprobeerd op de rails te krijgen. Onder het pseudoniem Tony Reno had hij enkele singles opgenomen bij het Belgische platenlabel Ronnex. Later wijzigde hij zijn artiestennaam. Naast zanger was hij ook actief als presentator van shows. Hij praatte onder andere de populaire promotie-optredens aan de kust voor het jongerenblad Joepie aan elkaar in 1973. Behalve Martino, hij had als één van de eersten argwaan gekregen over de solvabiliteit van Broucke, voelde ook Ronny Major steeds meer nattigheid. Zijn buikgevoel vertelde hem dat hij zich beter kon terugtrekken. De sfeer in de ploeg sloeg om van enthousiasme naar boosheid. Er werd daarom besloten om Valère Broucke een lesje te leren.
In de lucht! Op 1 mei 1970 was Radio Marina plots te horen in de Gentse FM-band. Illegaal. Het station bleef enkele dagen in de lucht. Vermoedelijk werd er uitgezonden vanuit de thuisstudio van Marina-medewerker Richard Black. Hij was al eerder actief geweest in de Arteveldestad als “radiopiraat.” De ontvangstrapporten moesten worden gestuurd naar de Ekkergemstraat 119, een beluik in een stedelijke achterbuurt. Het zou Valère Broucke leren! Niet dus, want de vele brieven en ontvangstrapporten die de fantast op die manier in handen kreeg, zou hij juist gaan gebruiken om nog meer mensen in zijn avonturen te betrekken. Hij stopte alle post in een aktetas en plots had de man een fantastisch middel in handen om te bewijzen dat er erg succesvolle testuitzendingen waren geweest!
Dankzij de vele brieven en kaartjes slaagde Broucke erin nogmaals nieuwe mensen voor zijn plannen warm te maken. Al duurde het tot begin 1971 voor de naam Radio Marina weer groot opdook in de kranten. Broucke meldde dat hij een overeenkomst bereikt had met de heren Erwin Meister en Edwin Bollier, de eigenaren van Radio Nordsee International (RNI) en wel om vanaf hun zendschip de MEBO II, te beginnen. Er zou op 15 april gestart worden. Nederlandstalig overdag onder de naam Radio Marina, ‘s avonds en ‘s nachts in het Engels als Radio Northsea International. Er was daartoe een nieuwe vennootschap opgericht, de schepen van de Benelux-rederij van Gent waren aangekocht om toeristen toe te laten het schip in volle zee te bezoeken. Er was geld en er was een zendschip, de MEBO II.
RNI was na een onfortuinlijk avontuur voor de Britse kust immers al enkele maanden uit de lucht. Met Engelse- en Duitstalige uitzendingen tussen maart en september 1970 had men geprobeerd om Europese luisteraars te lokken. Wat niet gelukt was omdat de Britse overheid te allen prijze wilde voorkomen dat er opnieuw een zeezender voor haar kusten actief zou zijn. RNI werd flink geboycot en de uitzendingen gestoord. Op 24 september 1970 werd de handdoek gegooid. Sindsdien lag de MEBO II doelloos te dobberen op de Noordzee. Valère Broucke rook zijn kans. Een compleet uitgeruste boot die zo maar kon worden ingezet, dat was een geschenk uit de hemel.
In diezelfde periode vertelde Broucke medewerkers, potentiële adverteerders en iedereen die enigszins van belang zou kunnen zijn, maar al te graag dat een grote politieke partij achter zijn plannen stond. De “radiodirecteur” was inderdaad ontvangen door de populaire en invloedrijke Gentse politicus Willy Declerck, voorman van de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV). Makkelijk aanspreekbaar en minzaam als hij was, plus de vrije gedachte in de naam van zijn partij alle eer aandoend, had hij enige vorm van sympathie laten blijken voor een commercieel radiostation. Maar meer ook niet. In de leefwereld van Valère Broucke was een niet expliciete afwijzing echter een stevige vorm van samenwerking.
Op de middengolf. Broucke kon iedereen, die daar om vroeg, die keer wel een contract laten zien, ondertekend door de twee Zwitserse eigenaars van de MEBO II. Het duo was daarvoor speciaal naar Gent gekomen, naar het Terminus hotel. Erwin Meister en Edwin Bollier bespraken er samen met Valère Broucke, Pierre Deseyn en Bruggeling AJ Beirens (hij zou later voor RNI, én voor Radio Atlantis onder de naam Michael O, gaan werken) een mogelijke samenwerking. Beirens hield een slecht gevoel over aan de bijeenkomst en vertelde dat ook onomwonden aan Bollier. Vooral het feit dat Broucke had zitten pochen over zijn nieuwste investering deed alarmbellen rinkelen. “We hebben een kasteel gekocht langs de Steenweg in Oostakker, waar we kantoren en studio’s gaan inrichten,” zo luidde het. De eigenaar had op aanraden van de “radiodirecteur” zelfs een geluiddicht Velux-raam laten plaatsen op de bovenverdieping waar men de studio’s ging installeren!
Enkel de handtekening van Broucke op de documenten met MEBO Ltd, het bedrijf achter ondermeer RNI, ontbrak nog. “Maar dat is slechts een formaliteit. We moeten eerst nog enkele details met onze advocaat overleggen,” klonk het. Intussen had hij natuurlijk wel een getekende akte in handen waarmee hij tientallen mensen kon bewijzen dat zijn plannen niet zomaar woorden in de wind waren. Bovendien mochten enkele journalisten een studio bezoeken waar inderdaad werd gewerkt. Proefprogramma’s en jingles werden opgenomen in Oostende, Heist-op-den-Berg, Ledeberg en Leuven.
Bovendien was Radio Marina, op een zondag begin 1971, inderdaad plots te beluisteren op 1159 kHz (259 AM, een oude frequentie van Radio Caroline). De DJ verkondigde vrolijk dat er werd uitgezonden vanaf de MEBO II, verankerd voor de kust van Cadzand. Frequenties in de 49-meter en de FM-band werden eveneens gemeld. Maar daar was niks te horen. Er werden professioneel klinkende jingles gedraaid en reclames voor Liefmans Oudenaarde (bierbrouwerij) en het Rode Kruis van België. Eén van de meest opvallende spots was die voor Radio Atlantis. Al ging het niet om de latere Vlaamse zeezender, maar betrof het de bekende Gentse Hi Fi-winkel aan de Zwijnaardesteenweg 111 met die naam (de zaak bestond tot voor een paar jaar). De post moest naar Radio Marina, Internationale burelen, Blokstraat 60 te Dikkelvenne worden gestuurd. Na één dag was het gedaan. Later zou blijken dat de uitzendingen helemaal niet vanaf de MEBO II kwamen, het ging om een persoonlijk initiatief van een (ex) Marina-medewerker die vanaf land uitzond.
Marina in New York. En hoe zat het met de financiële kant van de zaak? “Er is geld. Echt waar,” stelde Valère Broucke. Opnieuw was hij erin geslaagd een document in handen te krijgen waarop te lezen was dat hij voor de aankoop van goederen een voorschot had betaald van één miljoen franken. Hij kon dit bewijs gebruiken voor een lening van 200.000 franken voor de aankoop van liefst drie wagens en voor een reis naar de Verenigde Staten om er ene Jean Toche op te zoeken. Een Bruggeling (1932) die in 1965 was uitgeweken naar New York. Het type “zachte anarchist” dat door middel van “kunst” voortdurend agiteerde tegen allerlei musea, instituten en bij uitbreiding de complete gevestigde politieke klasse. Eén van zijn creaties was een affiche waarin hij de Belgische regering beschuldigde een kolonie te zijn van Frankrijk. Een persoonlijk statement. Kunst met woorden, meer niet. Al was de tekst provocatief, het was zeker niet zijn bedoeling om iets aan te vangen met deze gedachte. Valère Broucke interpreteerde één en ander op zijn manier en zag plots brood in een (politieke) samenwerking.
(Jean Toche was ondermeer de mede-oprichter van de Guerilla Art Action Group (GAAG). Tijdens de anti-Vietnamdemonstraties lieten ze zich opmerken met diverse acties, bijeenkomsten, manifesten en publicaties allerhande. In 1974 werd hij even gearresteerd omdat hij in diverse pamfletten gesuggereerd had dat alle musea-directeurs moesten worden gekidnapt, wat werd aanzien als een bedreiging. Toche is nog steeds actief als bedenker van “politieke kunstmails.” Hij woont tegenwoordig op Staten Island.)
Er werden twee vliegtuigtickets besteld naar Amerika. Voor Broucke en Linda, zijn achttienjarige “secretaresse” uit Gentbrugge. Zij zegde haar vaste baan op, want ze zou 25.000 franken per maand gaan verdienen. De “radiobaas” sprak geen enkele andere taal, op dat vlak kon hij dus best wat hulp gebruiken. Eenmaal in New York werd zijn medewerkster echter al snel geconfronteerd met een totaal andere werkelijkheid. De schatrijke Belgische zakenman bleek een “kunstenaar” te zijn die in een soort bunker woonde in Carmine Street 72. Eerder een achterbuurt. Hij bezat niks. Wel veel flyers, brochures en affiches. Zijn zeer persoonlijke vorm om zich af te zetten tegen kunst en de maatschappij in haar geheel. Als een idealist en een fantast elkaar ontmoeten …
Valère Broucke liet zich niet ontmoedigen. Hij trok zomaar diverse bankfilialen binnen om vijftig miljoen dollar te vragen. “Want Amerika is synoniem voor geld,” verkondigde hij. “De mogelijkheden voor speciale projecten moeten er onbegrensd zijn.” Helaas slaagde hij er niet in om meer los te krijgen dan een sigaar en een cola. Linda schaamde zich een ongeluk. Via brieven had ze contact gehouden met het thuisfront waarin ze een ontluisterend beeld ophing van haar belevenissen in de States. Uiteindelijk moesten haar ouders geld sturen zodat ze het vliegtuig terug konden nemen naar Heathrow, London. Opnieuw in Gent moest vervolgens ook Broucke toegeven dat er wederom niks was. Geen geld, geen schip, geen zender.
Het oplichten ging door. Maar Broucke gaf niet op. Hij was zelfs op zoek gegaan naar de eigenaar van de MV Galaxy (Radio London), die sedert 20 augustus 1967, na het in dienst treden van de Marine Offences Broadcasting Act (de Britse anti-zeezenderwet), lag te verkommeren in het Duitse Hamburg. Het werd andermaal helemaal niks. Uiteindelijk kwam hij terecht bij de International Broadcasters Society (IBS), de organisatie achter het mislukte Capital Radio-project. Officieel gestart op 1 november 1970, raakte het zendschip King David op 11 november op drift om te stranden op de kust bij Noordwijk. Bij IBS was het geld op, wat het einde van het radiostation betekende. Radio Marina dook op als reddende engel.
Voor zeven ton (toen nog gulden) kon Radio Marina, voor een periode van drie maanden, het zendschip huren. Het contract werd getekend door IBS, doch toen ook Valère Broucke zijn handtekening moest plaatsen, vroeg hij een dag uitstel om zijn financier, de Europabank in Gent, te raadplegen. Zonder geld en zonder contracten keerden de mensen van Capital Radio terug naar Nederland. Broucke trok daarop naar Radio Veronica in Hilversum, toonde er directeur Bull Verweij het contract met Capital Radio en vroeg enkele miljoenen om zijn plannen … niet uit te voeren. Enig opzoekwerk van Veronica’s advocaat maakte de poging tot oplichting snel duidelijk en daarmee was ook deze poging weer van de baan. IBS verspreidde daarop een persbericht, dat o.a. in Het Vrije Volk (18/03/1971) werd geplaatst. “Men wilde niks meer met de ‘Belgische groep’ te maken hebben.” Zoveel pogingen, evenveel mislukkingen.
De Paraguay Connectie. In 1973 was Marina weer terug. Als hersenspinsel. Bestaan alle dingen immers niet uit drie? De timing was niet zomaar gekozen. De Adegemse zakenman Adriaan Van Landschoot was op 15 juli van dat jaar, vanaf de MV Mi Amigo, gestart met Radio Atlantis. Een instant succes in Vlaanderen. “Dat moest mijn zender geweest zijn,” vloekte Broucke en hij trok naar Sylvain Tack, die op dat moment eigenaar was van een wafelfabriek (Suzy), een muziekuitgeverij (Start, later Gnome), één van de beste opnamestudio’s in Europa (in Buizingen) en het jongerentijdschrift Joepie. Maar Tack zette Broucke aan de deur. De man stond immers op het punt om naar Paraguay te vertrekken. Niet zomaar op vakantie, want ook hij had plannen om met een radiostation te beginnen voor Vlaanderen. Slechts enkele maanden later, op 1 januari 1974 maakte West-Europa inderdaad kennis met Mi Amigo. Paraguay diende een onderdeel van dat project worden.
Nadat Nederland per 31 augustus 1974 de anti-zeezenderwet invoerde en als gevolg daarvan een deel van de Mi Amigo-organisatie begin 1975 naar het Spaanse Playa de Aro was verkast, zag Valère Broucke een nieuwe opportuniteit. Hij nam contact op met enkele oud-Mi Amigo medewerkers die niet mee waren verhuisd naar het Iberisch schiereiland. Opnieuw wist hij zich te omringen met enkele enthousiaste mensen die o zo graag radio wilden maken. De Belgische kranten kondigden op dat moment de (nieuwe) verhuizing van Radio Mi Amigo naar Paraguay aan. Sylvain Tack had er een zendvergunning gekregen.
De bedoeling was om via de kortegolf het Mi Amigo-signaal naar het zendschip op de Noordzee te sturen, daar zouden de programma’s dan verder via de middengolf worden uitgezonden. Maar het feestje ging niet door. Enerzijds vanwege de technische onhaalbaarheid, anderzijds omdat Sylvain Tack uit de gratie was gevallen van Alfredo Stroessner, toenmalig dictator van het Zuid-Amerikaanse land. Toen Broucke daarachter kwam, trok hij naar de Paraguyaanse ambassade in Brussel en stelde zich voor als een gewezen vriend en zakenrelatie van de Vlaamse mediamagnaat in ballingschap. Hij wilde de afgesprongen projecten overnemen. Er was immers toch geld genoeg. Alweer?
Trukendoos leeg? Het was het laatste wapenfeit in de Radio Marina-story. Ook die keer bleven de plannen hangen in het rijk van de wilde fantasie. Behalve die paar dagen in de meimaand van 1970 en die ene zondag in het voorjaar van 1971 als landpiraat, heeft Radio Marina nooit bestaan. Even droomden vele jonge mensen van een leuke, goed betaalde baan bij een commercieel radiostation. Studenten hadden hun studies opgegeven of verwaarloosd, anderen hadden hun geld geïnvesteerd in studio’s. Allen waren misleid door een man die tot heel wat of helemaal niets in staat was (schrappen naar keuze). Aftroggelarij en bedreigingen waren daarbij nooit een uitzondering, eerder een regel.
Tal van bedrijven, firma’s en organisaties in België en Lichtenstein bestonden enkel op papier; Free Broadcasting Publicity International, Radio Marina, Publi-Fram en de NV Brounia. Met sluwe trucs was Broucke er steeds weer in geslaagd goedgelovige mensen geld af te troggelen en op hun kosten te leven. Zijn tactiek was steevast dezelfde; het laten zien van documenten die bewijskracht moesten geven. Het ging altijd om compromissen, aan- en verkoopakten, opties, brieven en allerlei andere documenten. Hij deinsde er niet voor terug handtekeningen te vervalsen of paperassen “bij te werken.” Als hij voelde dat hij zijn greep ging lossen, dat hij het vertrouwen verloor, dan volgden bedreigingen of chantages.
Epiloog. Broucke zou in oktober 1975 een laatste maal opduiken in de pers (Zondagsnieuws van 29/10) omdat hij samen met zijn twintigjarige secretaresse Sonja François, al zes maanden van de aardbodem bleek verdwenen. De ouders van het meisje schakelden de politie in en deden via het weekblad een oproep naar getuigen. Zijn echtgenote Cécile liet weten van hem te willen scheiden omdat ze zijn fantasieën beu was en omdat hij een handel in drugs zou zijn begonnen.
Cécile Broucke: “Reeds meer dan tien jaar loopt mijn man met de idee rond een radiopiraat op te richten. Steeds bouwt hij rond zich een kring van jonge mensen op die hij voorliegt wat betreft het bestaan van eigen zendschepen, zendinstallaties, kapitalen, bevoorradingsschepen, burelen, enzovoort … Valère ziet het steeds heel groot. Voor enkele honderden miljoenen draait hij zijn hand niet om. Ik werd door hem steeds verplicht zijn leugenspelletjes mee te spelen. Maar toen ik lucht kreeg van verdovende middelen en een aantal andere dingen, onder meer dat hij me met andere vrouwen bedroog, heb ik de echtscheiding aangevraagd.”
In de radiowereld is de man nooit meer teruggekeerd. Ook niet toen er begin jaren 80 van de vorige eeuw wel legale mogelijkheden waren om radio te maken in Vlaanderen. Was Valère Broucke van de radar verdwenen, dan was dat nog niet definitief het geval met de naam Radio Marina. In het Gentse, waar deze avonturen zich toch vooral hadden afgespeeld en waarbij voor het merendeel ook mensen uit de regio waren betrokken geweest, bleven de plannen nog jaren sudderen. Niet onlogisch dat eind 1979, begin jaren ’80, toen het fenomeen “vrije radio” de kop opstak in België, enkele oud-Marina getrouwen een nieuwe kans zagen.
Eentje waarvoor veel minder middelen en quasi geen budget nodig was. Het vrije radio-fenomeen speelde zich uitsluitend op de FM-band af. Een relatief kleine zender, een antenne en mast (iets moeilijker) plus een kamertje waar apparatuur kon worden weggezet … meer was er niet nodig. Gedaan met zendschepen, bevoorradingen en complexe organisaties. Kortom, daar was Marina. Dit keer vanuit de Jozef Vervaenestraat 42 te Ledeberg. Maar ook dit initiatief van Rudy Moerman was geen lang leven beschoren. Zelfs zonder de desastreuze invloed van een figuur als Valère Broucke, kwam er na enkele weken al een einde aan deze poging. Later dook Marina nog op in Zemst (1980) en Wolvertem (april 1981). Ze kwamen en verdwenen haast even snel. Radio Marina is nooit een geslaagde oefening gebleken. Er zijn nu eenmaal namen die voorbestemd lijken. Ten goede of ten kwade …
Met dank aan Walter Galle, Noël Cordier, Dirk Desmet, Freddy de Guchteneire en Pierre Deseyn
Soundscapes — Journal on Media Culture
volume 19, februari 2017