Please scroll down for the English text.
We duiken weer eens in een van de vele mysterieuze projecten, die nooit gerealiseerd zijn en voor de geschiedschrijving toch vermeld dienen te worden. We gaan daarvoor terug naar de maand december 1975 toen in een aantal Nederlandse kranten op de twintigste de eerste berichten verschenen. Het was na een redelijk lange periode zonder vermeldingen in de kranten van eventuele nieuwe projecten, die voorbereid werden, dat we gewag werden van het gegeven dat er voorbereidingen werden getroffen voor een nieuw zeezenderproject onder de naam ‘Black Rose’.
Zo werd vermeld dat het project financieel ondersteund zou worden door onder meer aandeelhouders, die met hun zwart geld geen weg meer wisten en toch hiermee een winstgevend beleggingsobject voor zochten. Verder werd er gesteld dat verschillende Europese bedrijven, gevestigd in Nederland België en Duitsland, als sponsor dan wel adverteerder waren betrokken. Als grootste sponsor werd een in België gevestigd bedrijf genoemd, dat gespecialiseerd was op import van Chinees porselein en andere producten uit het Verre Oosten. Dit bedrijf wenste rond de 500.000 Zwitserse Franken aan reclamezendtijd te besteden, dat toen ongeveer gelijk stond aan een half miljoen gulden.
De organisator hoopte dat medio 1976 het zendschip als zodanig actief kon worden. Het ging, volgens hem, daarbij om een ‘licht vaartuig’ van rond de 1000 ton. Gedacht werd aan een ligplaats ter hoogte van de Nederlands-Belgische kust waarbij men gebruik wenste te maken van een zogenaamde paddenstoelanker. Tevens was in het eerste bericht te lezen dat het schip vermoedelijk in de nabijheid van het zendschip de Mi Amigo, van Radio Caroline en Radio Mi Amigo, voor anker zou gaan. Deze laatste opmerking gaf al genoeg reden om te twijfelen aan de informatie, immers lag dat zendschip in internationale wateren voor de Britse kust.
Men maakte ook bekend dat het de bedoeling was dat het radiostation 24 uur per etmaal te beluisteren zou zijn met gevarieerde muziekprogramma’s aangevuld met onder meer toeristische informatie. Omtrent de te gebruiken frequentie werd niets duidelijk gemaakt, behalve dat het niet ver verwijderd zou zijn van de toenmalige golflengte in gebruik door Radio Mi Amigo.
Op 22 december 1975 kwam ik een soortgelijk bericht tegen in het Algemeen Dagblad, waarbij enkele facetten aan het verhaal konden worden toegevoegd. Zo was de 33-jarige Zeeuwse zakenman J. Toma de woordvoerder van Black Rose en hij stelde dat men zich ook zou gaan richten op bedrijven in het Midden Oosten. Er was voor alle activiteiten een besloten vennootschap opgericht die was geregistreerd in het Liechtensteinse Vaduz, waar de organisatie als sinds 7 juli 1970 kantoor hield.
Ook meldde Toma dat begin 1976 er een kantoor zou worden geopend in het Zeeuwse Cadzand. Ook deze laatste opmerking riep al weer de nodige vragen op aangezien een kantoor openen voor het runnen van een zeezender in Nederland volgens de wet een strafbare zaak zou zijn. Toma zelf woonde destijds aan de Boulevard de Wieringen in Cadzand-Bad.
Ook het Vrije Volk, een krant die al decennia lang niet meer bestaat, bracht op 22 december 1975 informatie. Zo beweerde Toma dat hij samen met voormalige eigenaar van RNI, Erwin Meister, Europa aan het afstropen was op zoek naar beleggers. In dit artikel werd opnieuw een ligplaats bekend gemaakt en wel in internationale wateren voor de Spaanse kust, in de Golf van Biscaya ter hoogte van Bilbao. Men zou gebruik gaan maken van een zender met een vermogen van 150 kW die actief zou worden ingezet via de middengolf. Het merendeel van de programmering was gepland om te worden opgenomen in de studio van Meister in Zwitserland, waarna de banden zouden worden gestuurd naar Bilbao om aan boord van ‘de zwarte roos’ te worden gebracht voor uitzending.
Toma meldde aan de journalist van Het Vrije Volk dat er met opzet was gewacht met de uitwerking van het project totdat het wat rustiger was geworden rond de zeezenders. Verder werd gemeld dat volgens onbevestigde berichten de vroegere eigenaren van Radio Veronica ook deel zouden nemen aan de financiering van het zeezenderproject. Toma stelde tevens dat in de acte van oprichting was vastgelegd dat beleggers op een minimale rente van 9% per jaar gegarandeerd konden rekenen. Om alles financieel goed te kunnen laten lopen had men een bankrekening geopend bij de Schweizerische Bankgesellschaft in Zwitserland.
Maar er werd meer gevonden in de kranten op 22 december 1975. Zo stelde Toma dat het runnen van een zeezender, na de invoering van de anti-zeezenderwet, over meer schijven diende te lopen maar dat een commercieel radiostation tot in lengte van dagen aantrekkelijk kon zijn. Dit zowel voor de beleggers als de luisteraars als voor de aandeelhouders en de sponsors. Over de bevoorrading maakte Toma zich ook geen zorgen: “Vanuit Spanje en Ierland regelen wij de foerageren van het zendschip”.
De maand december 1975 liep vervolgens ten einde en 1976 kwam, waarin vreemd genoeg niets meer werd gepubliceerd rond de plannen van Toma en zijn zeezender Black Rose. Met de heden daagse mogelijkheden van het gebruik van zoekmachines kwam ik ook niet verder en ik neem aan dat Toma, toen hij de diverse media een bericht stuurde, meer om aandacht verlegen zat dan dat hij serieus diende te worden genomen. Bovendien vraag ik mij af of hij ooit contact heeft gezocht met Meister, want vanuit Zürich is er niets over dit project ooit naar buiten gekomen.
Once again, we delve into one of the many mysterious projects, which were never realised and still need to be mentioned for the sake of the media history. For that, we go back to the month of December 1975 when the first reports appeared in a number of Dutch newspapers on the 20th. It was after a fairly long period without any mention in the newspapers of any new offshore radio projects that were being prepared. And then we got word that preparations were being made for a new offshore radio station project under the name ‘Black Rose’.
It was mentioned that the project would be financially supported by shareholders, among others, who no longer knew their way around with their black money and yet were looking for a profitable investment object like this. It was further stated that several European companies, based in the Netherlands Belgium and Germany, were involved as sponsors or advertisers. The biggest sponsor mentioned was a Belgian-based company specialising in importing Chinese porcelain and other products from the Far East. This company wanted to spend around 500,000 Swiss francs on advertising time, which in those days was roughly equivalent to half a million guilders.
The organiser hoped that by mid-1976 the broadcast ship could become active as such. This, he said, involved a ‘light vessel’ of around 1,000 tonnes. A berth off the Dutch-Belgian coast was envisaged, with the intention of using a so-called mushroom anchor. Also, the first message stated that the vessel was likely to anchor near the Radio Caroline and Radio Mi Amigo radio ship Mi Amigo. This last comment gave enough reason to doubt the information, after all, that radio ship was in international waters off the British coast.
It was also announced that the radio station was intended to be listenable 24 hours a day with varied music programmes supplemented by tourist information, among other things. Nothing was made clear regarding the frequency to be used, except that it would not be far from the then wavelength in use by Radio Mi Amigo.
On the 22nd of December 1975, I came across a similar report in the Algemeen Dagblad, where some facts could be added to the story. For instance, 33-year-old Zeeland businessman J. Toma was the spokesman for Black Rose and he stated that one would also target companies in the Middle East. A private limited company had been set up for all activities, registered in Liechtenstein’s Vaduz, where the organisation had had offices as of the 7th July 1970.
Toma also reported that an office would be opened in Cadzand, Zeeland, in early 1976. Again, this last remark raised some questions as opening an office to run an offshore radio station in the Netherlands would be a criminal offence under the law. Toma himself lived at the time on Boulevard de Wieringen in Cadzand-Bad.
The Vrije Volk, a newspaper that has not existed for decades, also carried information on the 22nd of December 1975. For instance, Toma claimed that he and former RNI owner Erwin Meister were scouring Europe in search of investors. In that article, a mooring was again announced and it was in international waters off the Spanish coast, in the Gulf of Biscaya off Bilbao. One was to use a 150-kW transmitter that would be actively deployed over medium wave. Most of the programming was planned to be recorded at Meister’s studio in Switzerland, after which the tapes would be sent to Bilbao to be brought aboard ‘the Black Rose’ for broadcast.
Toma reported to Het Vrije Volk journalist that the project had been deliberately delayed until things had calmed down around the offshore radio stations. It was further mentioned that, according to unconfirmed reports, the former owners of Radio Veronica would also participate in financing the radio project. Toma also claimed that the deed of incorporation stipulated that investors were guaranteed a minimum interest rate of 9% per year. To ensure everything ran smoothly financially, they had opened a bank account with the Schweizerische Bankgesellschaft in Switzerland.
But more was found in the newspapers on the 22nd of December 1975. For instance, Toma argued that running an offshore radio station, after the introduction of the anti offshore radio broadcasting law, had to run over more tranches but that a commercial radio station could be attractive long into the future. This for investors and listeners as well as shareholders and sponsors. Nor was Toma worried about supplies: ‘From Spain and Ireland, we arrange foraging for the radio ship’.
The month of December 1975 then came to an end and 1976 came, during which, strangely enough, nothing more was published about Toma’s plans and his radio station Black Rose. The present-day possibilities of using search engines did not help me either, and I assume that Toma, when he sent a message to the various media, was more in need of attention than to be taken seriously. Moreover, I wonder whether he ever contacted Meister, because nothing about this project ever got out from Zurich.